Rain man (27 page)

Read Rain man Online

Authors: Leonore Fleischer

BOOK: Rain man
4.65Mb size Format: txt, pdf, ePub

'Ik ben geen rechter en jury,' zei Marston zacht. 'Ik ben dokter. Die een aanbeveling doet aan een hof. Wallbrook is een uitstekende voorziening,' vervolgde Marston. 'Dokter Bruner is een gerespecteerd vakman. Erg gerespecteerd, moet ik u zeggen. De afwijking van uw broer is levenslang. En nauwkeurig gedocumenteerd, kan ik eraan toevoegen.' Charlie stond op. Zijn gezicht stond ondoorgrondelijk, zijn stem was ijskoud. 'Mooi. Kom mee, Ray, deze knapen verspillen onze tijd. Laten we een partijtje gaan honkballen. Ik zie u wel voor de rechter, heren.'

'Wacht even, jongen,' zei dokter Bruner. 'Deze man probeertje te helpen om iets te begrijpen. Niemand hier is je vijand.'

'Ja, dat klopt.' Charlie sprak op afgebeten, verachtelijke toon. 'Niemand wil mij opsluiten voor de rest van mijn leven.' Nu gaf hij zijn woede de vrije loop. 'Maar als ze dat wel zouden doen, dan is er maar één in deze kamer, in deze wereld die naast me zou staan! Die man daar!' Alle ogen wendden zich naar Raymond, die het t.v.-toestelletje uit Charlies aktentas gevist had en met volle overgave bezig was een ander kanaal op te zoeken. Hij zag er nauwelijks uit als een held.

'En als jullie denken dat jullie hem mij afkunnen nemen, dan wordt het een gevecht op leven en dood!' 'Hou op met je verkooppraatjes, Charlie,' zei dokter Bruner rustig, maar met veel gezag. 'weet je, jongen, je kunt van je vader zeggen wat je wilt, maar hij was niet te trots om de waarheid onder ogen te zien. Watje broer betreft.' 'Trots, hè?' gromde Charlie driftig. 'De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet. Ray is met mij in zes dagen verder gekomen dan met u in twintig jaar, godverdomme! En dat kunt u niet verwerken! En zó is het!'

De manier waarop Marston en Bruner elkaar aankeken sprak boekdelen. Toen wendde dokter Marston zich tot Raymond. 'Ray, dat moet nog eens een trip geweest zijn met je broer. Wat is er gebeurd?'

Zonder op te kijken van zijn teeveetje zei Raymond: 'Ik heb papa's graf gezien. En ik heb gekaart. En ik heb Charlie Babbitt uit gemaakt met honkballen. En ik heb de auto bestuurd...' 'Zoooo, nee maar!' Dokter Marston lachte. 'Het duizelt me van dat reisje van jou.' Hij vroeg Charlie: 'Hij heeft autogereden?'

Voor Charlie het uit kon leggen, viel Raymond in de rede. Hij kwam nu helemaal los en vertelde enthousiast over de afgelopen, opwindende dagen. 'Hard! En ik heb een prostituée ontmoet en...'

'Vertel me eens over die dame.' Dokter Marstons wenkbrauw schoot plagend omhoog.

'Die dame heet Iris. Ze is mooi.'

Charlie begon zich onbehaaglijk te voelen. Niets van wat Raymond eruit flapte had deel uitgemaakt van het zorgvuldig gerepeteerde kletspraatje. Gokken, snelle auto's en vrouwen van lichte zeden. Dat waren nauwelijks zaken die getuigden van broederliefde en zorg voor de autistische man. Het liep allemaal helemaal verkeerd! Zó was het in werkelijkheid niet! Maar hij durfde Raymond niet in de rede te vallen; Joost mocht weten waar dat weer toe zou kunnen leiden. 'Waar heb je Iris ontmoet, Raymond?' vroeg dokter Bruner. 'Waar je de drankjes drinkt.'

'In een bar,' zei Bruner en Raymond knikte. Een bar. 'Hoe wist je dat ze een prostituée was, Raymond?' 'Dat zei Charlie Babbitt. Hij zei een prostituée is aardig voor mannen voor geld. Hij zei dat geld de mensen aardig maakt. Hij gaf me geld om aan haar te geven...' Nu was Charlie wel verplicht tussenbeide te komen. 'Ze zou alleen maar met hem dansen. Het was volslagen onschuldig!' 'Weet jij wat Raymond doen zou als een mooi meisje haar armen om hem heen sloeg?' vroeg Bruner streng.

'Hij zou met haar dansen!' schreeuwde Charlie.

Zowel Marston als Bruner glimlachte, maar Raymond zei rustig: 'Ik heb met Susanna gedanst.'

Het was moeilijk te zeggen wie meer verbaasd was, de dokters of Charlie. Susanna? Waarom had ze hem dat niet verteld?

'Niet zoals Charlie Babbitt,' voegde Raymond eraan toe. Alle hoofden draaiden Raymonds kant op en dokter Marston vroeg: 'Wat betekent dat, Raymond?'

Dat was een verontrustende vraag. Raymonds handen zochten elkaar en werden ineengewrongen, een zeker teken dat hij onrustig was en angstig begon te worden. Hij begon heel snel te spreken; de woorden tuimelden nu eens haastig over elkaar heen, dan weer vielen er angstige pauzes tussen. 'Charlie Babbitt... hield me akelig vast. Hij bleef me maar vasthouden... vooruit, broers... doen dit soort dingen, en... het is geen... homogedoe...' Terwijl hij sprak, werd Raymond steeds zenuwachtiger en zijn kleine lijf begon te kronkelen en te beven. 'Ernstig letsel... ernstig letsel en ik zou... en ik zou Ernstig Letsel nummer één zijn in... in... 1988... en...' Nu draaide Raymond zich om en keek Charlie recht aan. 'En... we zijn... geen... we zijn geen... broers.' 0, Jezus! Ik heb het verpest op alle mogelijke manieren. Ik heb het allemaal fout gedaan, alles! dacht Charlie met een plotseling, verlammend inzicht. Voor de eerste keer zag hij de andere kant van de medaille, de slechte uitwerking die hij op Raymond gehad had tegelijk met de goede. Hardop zei hij, met intens verdriet: 'Ik dacht... dat het me vergeven was.' 'Soms,' zei Raymond.

Soms. Met een zucht die uit het diepst van zijn hart kwam wendde Charlie zich tot dokter Bruner en probeerde het uit te leggen. 'Ik heb het fout gedaan. Ik heb geprobeerd hem te dwingen me te omhelzen. Ik dacht dat ik... degene was... die door kon breken... kon maken dat hij zijn broer zou omhelzen... een meisje kussen.'

'Ik hèb een meisje gekust!' zei Raymond triomfantelijk. Een zucht van verbazing ging door de kamer. 'Heb jij Iris gekust?' vroeg Charlie ongelovig.

Raymond schudde zijn hoofd. 'Susanna. In de lift. Nadat we gedanst hadden.'

Er viel een korte stilte terwijl de drie mannen dit mirakel overdachten. Toen zei dokter Marston vriendelijk: 'Dus jij hebt een meisje gekust. Vertel me eens, Raymond, wat voor gevoel was dat?' 'Het was nat.'

Dat was een hele mooie. Charlie veroorloofde zich een triomfantelijk lachje, dat Marston zag en begreep. 'Raymonds afwijking is misleidend,' zei de dokter tegen Charlie. 'Voor ons allemaal. We willen allemaal die ene zijn. Dat maakt deel uit van je charme, Raymond.' Raymond knikte instemmend.

' Je vond het fijn om een poosje weg te zijn uit het tehuis, hè? Was het leuk?' Weer een knik.

'Maar nu is het tijd om terug te gaan,' zei Marston met zachte, maar besliste stem.

Helemaal niet! Over Charlie Babbitts lijk! 'Hoor eens!' Charlie sprong overeind, met een woedend gezicht. 'We hebben het geld van de dokter niet nodig en zijn vaderlijk advies evenmin. Doe je ogen open! Ray en ik, wij redden het prima.'

Dokter Bruner, die een poosje niets gezegd had, boog voorover en keek Raymond doordringend aan. Hoe prima redden ze zich eigenlijk? Het werd tijd om dat uit te zoeken. 'Vertel me nog eens, Raymond. Hoe heb je je hand bezeerd, echt?'

Raymonds ogen ontweken de blik van de dokter. 'Natuurlijk was het portier van papa's auto... en het was...' brabbelde hij.

'"Natuurlijk" betekent dat hij bang is,' zei Bruner tegen Marston. 'Bijna alsof hij...'

'Hij liegt,' viel Charlie hem in de rede. 'Voor mij. Het was helemaal mijn fout. Het gebeurde toen ik mijn armen om hem heen geslagen had. Ik hield hem te stijf vast en ik wilde hem niet laten gaan. Ik dacht dat als ik hem maar gewoon vasthield... in mijn armen... we echt contact zouden krijgen.

Dat hij... misschien... zou begrijpen dat ik om hem geef. Maar hij werd gek. Beet bijna zijn eigen hand af.' Charlie wendde zich tot dokter Marston; zijn ogen en stem smeekten. 'Mijn fout. De mijne. Ik heb ervan geleerd. Ik beloof...' Maar dokter Bruner stond op, terwijl hij bedroefd zijn hoofd schudde en Charlie wist met een afschuwelijke zekerheid dat hij verloren had. Het was zowat voorbij. 'Je wilt wel, Charlie, maar het water is te diep.' Bruner had gelijk, zowel in theorie als in de praktijk. Raymonds afwijking was iets dat alleen deskundigen ten volle konden begrijpen of behandelen. Zelfs met alle goede wil van de wereld ging dit Charlies krachten te boven. Maar er zat ook ironie in dit gebeuren, kostelijke ironie. Het meest indrukwekkende facet van Raymonds optreden op deze hoorzitting was niet dat hij gedanst had, of autogereden, of gekaart, of een meisje gekust. Nee, het was dat hij gelogen had. Gelogen om Charlie Babbitt, zijn broer, te beschermen. Omdat autistische mensen niet liegen. Liegen veronderstelt een doel, een bedoeling, een oogmerk dat bereikt moet worden, iets om te winnen, een reden om te liegen. Autistische mensen zoals Raymond, zelfs op hoog niveau functionerende autisten, hebben niets van dit alles. Ze maken geen plannen; ze vertellen geen leugens.

Zowel dokter Bruner als dokter Marston herkende dat onmiddellijk, hoewel Charlie dat niet weten kon. En beide dokters realiseerden zich dat er een echte band ontstaan was tussen de gebroeders Babbitt, dat Raymond werkelijk contact gekregen had met een ander mens. Het was een wonder. Een wonder misschien, maar wel tijdelijk. Net als de kikker in de put in het klassieke algebra-vraagstuk kan iemand die autistisch is zo nu en dan een paar sprongetjes omhoog maken, naar de bovenrand van de put, maar het kan niet anders of hij valt weer terug. In het vraagstuk komt de kikker ten slotte uit de put, maar in werkelijkheid lukt dat de autistische mens nooit. De put is te diep, de kikker te zwaar gehandicapt.

Aan dokter Bruner nu de taak Charlie dit te bewijzen. Hij liep naar Raymond toe, die het kostbare teeveetje dat Charlie

voor hem gekocht had zenuwachtig vastklemde, en boog zich over zijn stoel heen. 'Raymond. Wat wil je?'

De reactie was snel en voorspelbaar. Raymond werd onmiddellijk nog meer in verwarring gebracht. Hij wrong zijn handen meedogenloos. Zijn kleine lijf trilde en maakte krampachtige bewegingen in zijn stoel. Zijn ogen rolden van de ene kant naar de andere.

Als Bruner een levende, ademende demonstratie wilde van een gehandicapt persoon, dan had hij die. Maar hij wilde meer. Hij wilde het feit eens en voorgoed duidelijk maken, niet alleen aan zijn collega Marston, maar ook aan Charles Babbitt. Er bestond geen genezing voor een afwijking zoals die van Raymond. Iets anders te geloven, iets anders te hopen, was zowel vruchteloos als schadelijk en van geen enkel nut voor Raymond Babbitt. 'Zeg me eens, Raymond, wat wil je?' Luider nu. Raymond kronkelde zich in zijn eenzame doodsangst; hij was niet in staat te denken of te spreken. Hij probeerde Charlie aan te kijken, maar Bruner was omgelopen naar de andere kant van zijn stoel om Charlie aan Raymonds blik te onttrekken.

Raymond maakte jammerende geluidjes en had moeite met ademhalen. Hij was in hoog tempo bezig alle greep op zichzelf te verliezen, zich terug te trekken in die verborgen wereld van beschermende rituelen, waaruit Charlie hem met zoveel moeite had geprobeerd weg te trekken. 'Kijk me aan!' beval dokter Bruner. 'Wat wil je?' 'Hou op!' gilde Charlie wanhopig. 'Het maakt hem gek! En dat weet hij!' Met een woedende blik naar Bruner beriep hij zich op dokter Marston.

Maar Marston zat met wetenschappelijke nieuwsgierigheid naar Raymond te kijken. 'Wat is het? Waar komt dit door?' 'Vragen naar wat hij wil,' antwoordde Charlie. 'Daar houdt hij niet van.'

Dokter Bruner hield aan; hij was van plan deze demonstratie tot het uiterste voort te zetten, om de hopeloze diepte van Raymond Babbitts handicap te peilen en bloot te leggen als bewijs.

'Je moet het me vertellen, Raymond,' hield hij aan, toen Raymond begon met het paranoïde gefluisterfluisterfluister. 'Je moet het me nú vertellen. Wat wil je?' Raymond was weg, helemaal weg, zo ver in zijn eigen binnenste dat niets hem op dit ogenblik kon bereiken. Hij gleed van zijn stoel op de vloer, nog steeds fluisterend, op zijn knieën, en wiegde voorover en achterover, voorover en achterover, terwijl zijn donkere ogen absoluut niets zagen. En nu begonnen zijn tanden te klapperen en begon zijn hele lichaam te rillen, alsof een ijzige kou uit de diepte der aarde door Raymonds vlees drong tot in het merg van zijn arme botten. 'Het is niet dat hij er niet van houdt,' legde dokter Bruner aan dokter Marston uit. 'Het maakt hem bang. Verlamt hem. Omdat hij het niet weet.'

Tijdens dit alles ging het gefluister van Raymond door, maar nu werd het iets luider, nauwelijks genoeg om gehoord te worden. Maar ze konden het horen.

'C-h-a-r-l-i-e... C-h-a-r-l-i-e... C-h-a-r-l-i-e...' spelde Raymond. Het was een magische bezwering, een beschermende bezwering.

'Hij weet het,' zei Charlie, terwijl hij rakelings langs dokter Bruner heen liep om bij zijn broer te komen. Charlie knielde naast zijn broer op de vloer en stak zijn hand uit om hem zachtjes aan te raken. Maar voor zijn hand bij Raymonds gezicht kwam herinnerde Charlie het zich en trok hem weg. 'Ray. Kijk me aan. Alsjeblieft!' smeekte hij. Tergend langzaam hief Raymond zijn bevende hoofd op en keek zijn broer in het gezicht. Ze waren maar enkele centimeters bij elkaar vandaan.

'Vertel me eens, Ray.' Charlie zei het heel zachtjes, bijna fluisterend. 'Want ik wil het echt weten. Wat wil je?' Raymond keek Charlie in de ogen. 'Wat wil jij, Charlie Babbitt?'

Charlie glimlachte naar zijn broer en schudde zijn hoofd. 'Nee, wat wil jij, Charlie?'

Raymond aarzelde heel even, toen zei hij: 'Nee. Wat wil jij, Charlie?'

'Ik wil... jou.'Charlie stond op en keek de beide dokters aan, de sjacherende straatvechter en de geleerde mannen. 'Dus,' bekende hij met een wrang glimlachje. 'Ik heb mijn broer nodig.' Het was voor het eerst in zijn hele leven dat hij toegaf iemand nodig te hebben. En hij wist in zijn hart dat het geweigerd zou worden.

'C-h-a-r-l-i-eeee,' zei Raymond, omdat Charlie daar altijd om moest lachen. 'C-h-a-r-l-i-eeee.'

Charlie liet zich weer op zijn knieën vallen, dicht bij Raymond. Een sterk gevoel van genegenheid overspoelde hem en, vreemd genoeg, gaf het gevoel hem kracht en deed het hem tegelijk de strijd opgeven. Het gevecht was nu echt voorbij. En Charlie was niet de verliezer; Raymond was de winnaar. In het gevecht om Raymond dat tussen hen plaatsgevonden had, had dokter Bruner hun Raymond op zijn slechtst laten zien, net zoals Charlie hem op zijn best had laten zien. En dat was allebei Raymond: de beste èn de slechtste. Raymond zou teruggaan naar Wallbrook, waar ze wisten wat hij nodig had en voor hem zouden zorgen. Maar hij zou teruggaan met herinneringen die hij daarvoor niet gehad had, ervaringen waaraan hij terug kon denken en die hij opnieuw kon beleven. De honkbalwedstrijd, toen Rain Man de Hamer uit gemaakt had. Dansen in een lift. Een kus. De grote en glorieuze overwinning aan de blackjacktafels in Las Vegas. En herinneringen aan een broer, Charlie Babbitt. Nee, Charlie. 'Luister eens,' zei Charlie langzaam tegen Raymond, 'misschien halen ze je wel bij me vandaan.'

Other books

Change of Heart by Jennifer L. Allen
East to the Dawn by Susan Butler
Immortal Distraction by Elizabeth Finn
Double Take by J.K. Pendragon
Yefon: The Red Necklace by Sahndra Dufe
THE IMMIGRANT by MANJU KAPUR