Authors: Leonore Fleischer
Toekijken. Raymond deed zijn uiterste best om het te begrijpen. 'Net als... de was, Charlie Babbitt?' Charlie schudde zijn hoofd. 'Nee. Als ik naar de was kijk, ga ik me niet de verliezer voelen.' Hij keek op naar zijn broer, die de trap op gegaan was naar het balkon van zijn eigen slaapkamer - Charlies slaapkamer was op de verdieping eronder - en die het 90-cm t.v.-toestel aan het proberen was. 'Toekijken hoe jij mijn hachje redt maakt me een beetje overstuur, denk ik.' Hij volgde Raymond naar boven. Het was plotseling belangrijk voor hem het zijn broer duidelijk te maken.
Raymond zat op de rand van het enorme bed met de afstandsbediening te experimenteren. Charlie liet zich aan de andere kant op het bed vallen en zuchtte. 'We hebben vanavond een heleboel geld verdiend, Ray. Genoeg om ongeveer iedereen af te betalen. En mijn leven weer te laten doorgaan waar het gebleven was.' Charlie begon voor zich uit te fluisteren, fluisterfluisterfluister, net als Raymond altijd deed als hij bang was. Raymond kon niet verstaan wat hij zei, dus kroop hij op zijn handen en knieën over het enorme bed en hield zijn oor dicht bij Charlies lippen.
'En dat is het slechte nieuws,' fluisterde Charlie. Raymond had Charlie nooit neerslachtig gezien. Boos, lachend, plagend, mokkend, handig manoeuvrerend, ja, maar zwaarmoedig nooit. Hij begreep zwaarmoedigheid niet; hij had er geen woord voor. Raymond was nooit neerslachtig. Hij was óf in een toestand van angst of van niet-angst óf hij kwam uit de ene toestand en ging over naar de andere. Hij keek naar zijn broer zonder iets te zeggen, niet-begrijpend en een beetje ongerust. Charlie Babbitt had de plaats van Vernon ingenomen als de persoon van wie Raymond afhankelijk was voor zijn behoeften. Charlies sombere bui maakte Raymond ongerust. Hij vond het fijn als Charlie glimlachte; het riep niet-angst bij hem op. Maar Charlie glimlachte nu niet. 'Geheime gedachten,' mompelde Charlie, terwijl hij overeind kwam en zich uitrekte. Behalve Raymond had hij niemand die hij in vertrouwen kon nemen en hij wist nooit precies hoeveel Raymond begreep of niet begreep. Toen hij de uitdrukking op Raymonds gezicht zag, schonk hij zijn broer een wrang glimlachje. 'Het betekent dat ik mijn leven terug heb, Ray. En ik wil het niet. En ik weet niet...' De glimlach verbleekte en verdween en er verscheen een vreemde, nieuwe uitdrukking in Charlies bruine ogen. 'Ik weet niet waarom ik het ooit terug heb willen hebben,' besloot hij zachtjes. Een gevoel van uitputting kwam plotseling over hem en Charlie voelde dat hij op was van de slaap. Hij geeuwde hartgrondig tot de tranen uit zijn ooghoeken kwamen. Hoewel het op de klok nog vroeg was, was het bedtijd; ze hadden een lange, drukke middag gehad en morgen werd het beslist weer een grote dag. Hij kwam in de verleiding om gewoon zijn ogen dicht te doen en te gaan slapen, precies zoals hij daar nu lag, in elkaar gerold op het bed, helemaal gekleed en met zijn schoenen nog aan. Maar dat zou niet verstandig zijn. Hij zou alleen maar over een paar uur wakker worden en zich vies en afschuwelijk voelen, zijn nieuwe pak en overhemd ontoonbaar, en met hoofdpijn en een afschuwelijke smaak in zijn mond. Hij kon het maar beter goed doen.
Charlie dwong zichzelf van het bed af te komen en ging op weg naar de badkamer om zijn tanden te poetsen. Onderweg begon hij zijn kleren uit te gooien - eerst het jasje en daarna het overhemd en de stropdas, zodat hij een spoor van verkreukte kleren op het tapijt achter zich liet. Shit! Als hij dat morgenavond weer aan wilde, kon hij zijn kleren beter netjes houden. Zuchtend keerde Charlie op zijn schreden terug en pakte zijn kleren op. Hij hing ze netjes op hangertjes, zodat de hotelbediende ze kon ontvlekken en persen. Raymond volgde Charlie de badkamer in; hij probeerde nog steeds te begrijpen wat zijn broer hem verteld had. Hij had de veranderde uitdrukking in Charlies ogen opgemerkt en de veranderde klank in zijn stem, maar hij had er geen vermoeden van wat dat betekende.
Charlie draaide het dopje van de tandpasta en pakte de echt haren tandenborstel die het hotel ter beschikking stelde. Terwijl hij de pasta op de borstel kneep bekeek hij zichzelf eens goed in de spiegel; hij keek zijn spiegelbeeld lang en aandachtig aan en zag zichzelf voor de eerste keer. Charlie Babbitt stond nu al tien jaar alleen en hij had voor zichzelf gezorgd op een meedogenloze manier, waardoor hij het hoofd boven water had kunnen houden. Maar hij had zodoende veel verloren: niet alleen zijn thuis en wat er over was van zijn familie, maar ook zijn jeugd. Hij was gedwongen geweest bijna van de ene dag op de andere een man te worden. Hij was verdomme te snel opgegroeid. Nu, op zijn zesentwintigste voelde hij zich oud. En, erger nog, hij voelde zich alleen. Hij was alleen, verdomme. Charlie Babbitt zat opgesloten in een eigengemaakte gevangenis. Terwijl hij bezig geweest was zijn hachje te redden, was hij vergeten dat er ook nog andere mensen waren. Terwijl hij bezig geweest was zijn eigen verdedigingswerken op te bouwen, had hij op een heleboel tenen getrapt; hij had vijanden gemaakt met zijn gesjacher; hij had iedereen van zich afgestoten en was paranoïde geworden. Niemand behalve Susanna durfde zelfs maar dichtbij te komen. En hij kon Susanna wel eens kwijt zijn. Hij had haar verschillende keren gebeld en alleen haar antwoordapparaat gekregen; ze had hem ook niet teruggebeld.
Charlie was in veel opzichten net als Raymond. Raymond moest ook vechten om overeind te blijven. Raymond had ook een ingewikkeld systeem van verdedigingsmechanismen opgebouwd, dat hem van de anderen afsloot. Diep van binnen was Charlie, net als Raymond, bang om aangeraakt te worden. Charlie en Raymond hadden ieder een wereld geschapen waarin hij alleen woonde; zowel Raymond als Charlie was het enige middelpunt van zijn bestaan en alleen geïnteresseerd in wat zijn eigen welzijn of veiligheid betrof. Het verschil was dat Raymond autistisch geboren was, terwijl Charlie zijn gebrek gekregen had door er hard aan te werken en voortdurend te oefenen. Raymond kon geen contact hebben met een ander menselijk wezen omdat hij beschadigd was en er een onmisbaar onderdeel aan zijn brein ontbrak, het onderdeel dat contact met anderen op kon nemen. Charlie kon met niemand contact hebben, omdat hij zichzelf gedwongen had te vergeten hoe dat moest. Gevoelens remden hem af en stonden hem in de weg. Voor de eerste keer besefte Charlie Babbitt wat hij zichzelf al die jaren aangedaan had, hoe hij zichzelf afgesneden had, zich geïsoleerd had van lastige menselijke emoties. En hij besefte ook nog iets anders, iets dat nog belangrijker was. Raymond had nooit een echte band met een ander menselijk wezen gehad omdat hij dat niet kon\ Charlie had nooit een echte band met iemand gehad omdat hij dat niet wilde.
Charlie Babbitt was zo glad als een aal; hij kon met gemak en handigheid alles en iedereen in zijn omgeving manipuleren. Raymond Babbitt kon niet met een vork eten, maar van binnen, waar het erop aankwam, was hij de beste van de twee, omdat hij nog nooit iemand kwaad gedaan had. Wat een afgang! Charlie Babbitt was aan deze belachelijke cross-country marathon begonnen om een losgeld te kunnen eisen voor zijn autistische broer, om zijn niet-begrijpende hersens te programmeren met nieuwe gedragspatronen, hoe onecht ook, hoe nutteloos of tijdelijk ook, en dat alles om een grote smak geld te pakken te krijgen. Wat een fantastisch plan, ook al leek het dan te lukken!
En nu, plotseling, deed dat rotgeld er niet meer toe. Terwijl hij Raymond weggesleept had uit een beschermende omgeving waarin hij zich twintig jaar had weten te handhaven, had Charlie nooit echt aan zijn broer gedacht. Waarom zou hij, Charlie Babbitt, de Adembenemende, de Uitgekookte, zich verdiepen in de rechten of het welzijn van een psychiatrische patiënt? Toen Charlie zich de onnadenkende daden, de onverschillige wreedheden herinnerde, die hij de afgelopen dagen tegenover Raymond begaan had, huiverde hij. Hij wilde tegen zijn broer zeggen hoe het hem speet. Maar hij wist dat Raymond het niet kon begrijpen. Toch vond Charlie dat hij veel aan Raymond te danken had, meer dan alleen de winst van de blackjacktafel.
Raymonds donkerbruine ogen vonden de lichtbruine van Charlie in de spiegel boven de wastafel. Ze stelden nog steeds de vraag die niet te beantwoorden was. Charlie glimlachte breed en geruststellend naar hem.
'Nou, vertel me maar eens over die hoer van je. Knap ding, hè?' Hoer?
'Het meisje. In de bar.'
'Iris,' zei Raymond. 'We hebben een afspraak. Later. Vanavond. Tien uur. Hier, waar we nu zitten. Zeg het maar tegen je broer.'
Een afspraak? De grijns van Charlie verbreedde zich rond de tandenborstel in zijn mond.
'Ik moet... dansen. Op mijn afspraak,' zei Raymond. Het klonk angstig.
Charlie nam de tandenborstel uit zijn mond. 'O, dansen is makkelijk,' stelde hij zijn broer gerust. 'Ik zal het je straks voordoen. Geef me een uurtje om uit te rusten.' Maar Raymond was niet gerustgesteld. 'Nu,' drong hij aan. 'Het is nu... nu kan ik het niet.'
Dit betekende blijkbaar veel voor hem en de nieuwe Charlie, de man met de goede voornemens, knikte. Hij spoelde de tandpasta uit zijn mond, legde de tandenborstel neer en beduidde Raymond hem te volgen. Ze gingen terug naar de slaapkamer, waar Charlie de radio aanzette en aan de knop draaide tot hij smeltende muziek vond, makkelijk in het gehoor liggend, een romantische melodie, waarin de strijkers de boventoon voerden.
'Mooi. Kom nu hier staan met je gezicht naar me toe. Steek je armen uit. Nee, niet terugtrekken. Je wilt toch leren dansen? Nou, dit is dansen. Je moet je partner vasthouden. Nee, niet naar je voeten kijken,' instrueerde Charlie. 'Loop maar gewoon waar ik je heen duw. Probeer de muziek te volgen.' En daar schuifelden ze weg, langzaam en onbeholpen. Charlie leidde en Raymond danste als een meisje. Hoewel hij houterig was en niet goed gecoördineerd, bracht Raymond het er niet eens zo slecht af. Zijn houding was stram en zijn armen staken stijf naar voren, maar op de een of andere manier lukte het zijn voeten bijna in de maat te blijven. 'Je doet het goed,' zei Charlie nadat ze een poosje op dezelfde plaats rondgedraaid hadden. 'Nog even, dan kun jij mij leiden.'
Nadat ze nog even doorgegaan waren, probeerde Charlie een draai. Raymond struikelde half, maar richtte zich weer op. Ze probeerden nog een draai en deze keer voerde Raymond hem met succes uit. Ze wisselden van rol. Nu leidde Raymond en hij bracht het er verrassend goed af. Zijn gezicht stond ernstig, zijn lippen waren opeengeklemd en er was enorm veel energie nodig alleen al om eraan te denken dat hij niet naar zijn voeten mocht kijken.
'Handige bliksem,' zei Charlie verbaasd. 'Je hebt het onder de knie, hè?' Raymond gaf geen antwoord, maar hij leidde Charlie in een draai. En dan nog een.
'Denk eens even na, Ray. Je kunt potverdorie met een meisje dansen!' Charlie lachte, trots op zijn broer en ook trots op zichzelf. 'Vooruit, zeg het!'
'Potverdorie... met een meisje... dansen!' echode Raymond. Een plotselinge golf van onverwachte genegenheid overspoelde Charlie en even vergat hij zichzelf. Een paar adembenemende ogenblikken lang vergat Charlie wie en wat Raymond was en wist hij alleen nog dat dit zijn broer was. Zijn broer Rain Man. Hij greep Raymond stevig vast en drukte hem stijf tegen zich aan.
Raymond verstijfde, dodelijk geschrokken. Nooit eerder had iemand hem zo vastgegrepen; niemand had hem ooit zo lang vastgehouden en hem haast fijngeknepen. Hij had het gevoel dat hij geen adem kon halen en al zijn alarmsignalen gingen onmiddellijk af.
Net zo snel als hij het vergeten was herinnerde Charlie het zich weer. Dit was Raymond en Raymond raakte buiten zichzelf als hij aangeraakt werd. Hij liet zijn broer los en ging achteruit. Maar de paniek van Raymond verminderde niet. Hij begon zwaar te ademen, bijna te hijgen, terwijl zijn ogen in zijn hoofd heen en weer rolden.
'Kom op, man!' riep Charlie, die ronddanste als een bokser om Raymond af te leiden. 'Broers doen dat soort dingen altijd! Het is geen homo-gedoe. Het is iets tussen broers! Ben jij mijn broer?'
Maar het was al te laat; Raymond was al ver op de terugtocht. Hij wrong zenuwachtig zijn handen, klemde zijn vingers in elkaar.
Nu merkte Charlie dat hij op een onverklaarbare manier kwaad werd. Hij was te moe om helder te denken. Hij was ook gekwetst, hoewel hij dat zelfs tegenover zichzelf nog niet wilde erkennen. En hij begreep niet dat hij tot Raymond door wilde dringen, tot hem door móest dringen, dat hij zijn broer moest dwingen de band van het bloed tussen hen op de een of andere manier te erkennen. Dit was toch Rain Man, die altijd voor hem zong toen hij nog maar een baby was, in een deken gewikkeld? Charlie weigerde te geloven dat Raymond niet ergens die band emotioneel zou erkennen, wachtend tot Charlie die aan het licht zou brengen. Met geweld, als het moest. 'Ben jij verdomme mijn broer ja of nee?' vroeg hij driftig. Raymond begreep niet waarom Charlie plotseling zo kwaad was, maar hij begreep die vraag. Broers. Dat was hij: Charlie Babbitts broer. Hij knikte angstig en hield zijn ogen strak op zijn broer Charlie Babbitt gericht. Hij kende het woord, het was de verwantschap die hij niet kon begrijpen. 'Pak me dan beet verdomme!'
Charlie deed een uitval naar Raymond en sloeg zijn armen weer om zijn broer heen in een stevige greep. Wanhopig van angst duwde Raymond Charlie uit alle macht weg en een tijdje worstelden ze zwijgend samen, door de kamer stommelend in een onbeholpen omhelzing.
Maar Charlie wilde niet opgeven. Hij had het krankzinnige idee opgevat dat hij, als hij Raymond lang genoeg vasthield, hem stijf genoeg tegen zich aan drukte, Raymond kon dwingen te reageren. Zijn genegenheid en de enorme behoefte die hij voelde om met Rain Man in contact te komen kon diep doordringen in Raymond, zijn Ray, zijn broer, en de verdwenen persoonlijkheid weer boven brengen, de échte persoonlijkheid, de normale persoonlijkheid, die in hem begraven lag. Met een kracht waarvan Raymond nooit geweten had dat hij hem bezat, een kracht die alleen uit buitensporige angst voortkwam, duwde Raymond hard en heftig en rukte zich los uit Charlies greep. Intussen had de angst zich volledig van hem meester gemaakt en zijn terugtrekken in zijn geheime wezen had al zijn rituelen op gang gebracht: het fluisterfluisterfluister, snel en uitzinnig, het handenwringen, de starre ledematen, de starende ogen.
Maar Charlie wilde niet toegeven. Hij was vastbesloten het niet op te geven, Rain Man niet van zich weg te laten glippen. De dokters hadden ongelijk; ze móesten ongelijk hebben. Zij ouwehoerden maar een eind weg; wisten zij veel? Waren zij Rays broer? Raymond was de enige familie die hij op de wereld had en hij was niet van plan hem alleen te laten leven en sterven in autistisch isolement. Hij, Charlie Babbitt, zou hem redden; hij zou slagen waar alle zieleknijpers gefaald hadden. 'Shit, Ray,' hijgde hij, terwijl hij om zijn broer heen danste, 'Je hebt me echt gekwetst! En gekwetste gevoelens doen het meeste pijn.'