Authors: Leonore Fleischer
Ondanks zijn grandioze naam was Babbitts Verzamelobjecten een armzalig zaakje. De hele ruimte stonk naar oude sigarettenpeuken; overvolle asbakken stonden op elk beschikbaar oppervlak. Er stonden drie metalen bureaus, die vijfdehands op de kop getikt waren op een opheffingsuitverkoop, drie houten stoelen en een archiefkast. Het ene bureau was van Charlie; één behoorde aan de 'secretaris', die op dit moment niet bestond, nooit bestaan had en waarschijnlijk nooit bestaan zou.Dit bureau was Susanna Palmieri te beurt gevallen kort nadat Charlie haar ontmoet had en gevallen was voor haar tengere schoonheid, haar vurig Romeins temperament en dat bekoorlijke Italiaanse accent. Zodra hij te weten gekomen was dat Susanna vloeiend Italiaans sprak, lingua toscana in bocco romana, was hij begonnen werk van haar te maken. Ze begonnen een verhouding in dezelfde week dat ze bij Babbitts Verzamelobjecten kwam werken en ze was van onschatbare waarde geweest bij het tot stand brengen van de transactie met de mensen van Lamborghini.
Aan het derde bureau zat Charlies 'partner', in werkelijkheid een personeelslid. Lenny Barish was twintig jaar, maar hij had de laatste drie jaar van zijn leven doorgebracht met het verkopen per telefoon. Hij zat nu te telefoneren. Alleen was hij niet aan het schreeuwen, hij was aan het jammeren. Op de tegenoverliggende muur waren met punaises ruwe kaarten van West-Duitsland en Italië geprikt. Ondanks zijn Italiaanse maatkleding en handgemaakte Engelse schoenen, ondanks alle stijl waarop hij zich beroemde, was Charlie Babbitt niets meer dan een handelaar in gebruikte auto's, die zaken deed op een te krap budget, dat ook nog eens geleend was. Terwijl Charlie naar de stem aan de andere kant luisterde, hield zijn geschreeuw een ogenblik op. Maar zijn dikke zwarte wenkbrauwen waren in een woedende uitdrukking gefronst en hij zag eruit alsof hij elk ogenblik opnieuw kon ontploffen. Hij pafte verwoed aan zijn sigaret.
'Nee, meneer', jammerde Lenny, 'Ik heb net vanmorgen over dat zelfde onderwerp met meneer Babbitt gesproken...' Zijn ogen baden Charlie hem hieruit te helpen en hij maakte een smekend gebaar, maar Charlie Babbitt had zijn eigen problemen en die begonnen de pan uit te rijzen. 'Ja, nou, het is nu al vijfenhalve wéék!' gilde hij in de hoorn. 'Wéék! Hoe krijg je het verdomme voor elkaar drie keer de fout in te gaan bij het BMB?'
Lenny keek onaangenaam verrast op van zijn eigen ruzieachtige telefoongesprek met een van de ongeruste kopers van de Lamborghini's, de zilveren 1985. Deze derde weigering van het BMB was nieuws voor hem en geen welkom nieuws. 'Eh, ja, meneer,' zei hij ongelukkig in de telefoon. 'Ze komen beslist door het BMB. Nog maar één of twee dagen...' 'Je bent hiermee wel enorm op dreef,' snauwde Charlie. 'Zès auto's, èlk drie keer! Achttien keer mis - geen fantastisch gemiddelde, vind je zelf ook niet? Wat ben je, een monteur of een ingenieur van de NASA? We moeten die rotauto's daarvandaan halen. We houden er hier verdomme niet het één of andere automuseum op na! Ik ga naar de knoppen! Help me eruit, verdomme!'
Nu had Lenny het benauwd gekregen toen de koper aan de andere kant de druk opvoerde. 'Nou, m-meneer, ik d-denk dat dat n-nauwelijks n-nodig is,' stotterde hij, terwijl hij met zijn hand zwaaide om Charlie te smeken tussenbeide te komen.
Maar Charlie lette niet op Lenny. 'Ja, wat moet ik dan tegen mijn geldschieter zeggen? Ik ben hem tweehonderdduizend schuldig, ja? Duizend! Drie nullen!' Kwaad drukte hij zijn sigaret uit in een volle asbak, om er onmiddellijk weer één op te steken.
Susanna besloot haar telefoongesprek, zei: 'Ciao, grazie' en hing op. Met een blik op het klokje aan haar slanke pols fronste ze ongeduldig haar wenkbrauwen. Ze hield haar arm op naar Charlie en tikte veelbetekenend op haar horloge. Ze moesten gauw maken dat ze op weg kwamen; het liep al tegen elf uur en ze zouden er eindeloos lang over doen om de stad uit te komen. De autowegen zouden overvol zijn met het vrijdagse weekendverkeer. Het was een hele lange rit naar Palm Springs en Susanna zag ertegen op om 's nachts de woestijn door te moeten. Charlie had haar een lang weekend beloofd om het te vieren. Dat was een week geleden, toen hij nog iets te vieren had.
Charlie keek Susanna heel even aan en gaf haar een knikje dat zeggen wilde: 'Blijf nog heel even rustig. Ik zit hier met een probleem. Heb nog heel even geduld.' Meteen keerde hij terug naar het gesprek dat hem zo kwaad maakte. 'Hij had de wagens elf dagen geleden al in beslag kunnen nemen! Ze zijn mijn onderpand, Jezus nog aan toe! Ik heb de grootste moeite om me hem van het lijf te houden!' Susanna zag de paniek groeien achter Charlies ogen. De telefoon rinkelde, de derde telefoon op Susanna's bureau. Charlie beduidde Susanna met zijn ogen hem op te nemen.
Susanna duwde haar gouden oorring wat opzij, pakte de hoorn op en meldde opgewekt: 'Babbitts Verzamelobjecten.' Een geïrriteerde stem begon tegen haar te schreeuwen. 'Ja, meneer,' brabbelde Lenny in zijn telefoon, 'Ik weet dat vier weken de afspraak was...' Hij zwaaide wild, wanhopig, om Charlies aandacht te trekken, maar Charlie, die vanuit zijn eigen loopgraaf zijn eigen gevecht voerde, bleef hem negeren.
'Hoor eens, heb je het al met geld geprobeerd?' vroeg Charlie op hoge toon in zijn telefoon. 'Wat kan een knaap van het BMB nou in vredesnaam per week verd...' Hij brak af toen hij zag dat Susanna als een waanzinnige naar hem stond te gebaren. Ze had haar eigen gesprek in de pauzestand gezet, maar de uitdrukking op haar gezicht zei Charlie dat dit dringend was.
'Het is Wyatt,' zei ze, toen ze zijn aandacht getrokken had. 'Over je lening.' Ze keek Charlie vragend aan. Charlie antwoordde niet, maar zijn gezicht werd plotseling heel koud en heel stil; zijn ogen waren lichtbruine stenen in zijn hoofd.
'Als hij om half zes zijn geld niet heeft,' vervolgde Susanna, 'gaat hij alle auto's in beslag - hij zei echt "beslag"...' 'Ik bel je terug,' blafte Charlie in zijn eigen hoorn en hij hing op voor de monteur kon antwoorden. 'Nemen,' maakte Susanna haar zin af.
Een jongensachtige glimlach spreidde zich uit over Charlies knappe gezicht. Jongensachtig en toch mannelijk, een innemende, overtuigende glimlach. Susanna deed een stap achteruit, onmiddellijk achterdochtig, en schudde heftig nee. Wat het ook was, ze wilde er niets mee te maken hebben. Haar onsterfelijke ziel was al voldoende in gevaar alleen al doordat ze met Charlie Babbitt was.
Charlie plaatste zijn rechterhand zachtjes in de taille van het meisje. Zijn stem was laag en beheerst, alsof er helemaal niets mis was, alsof dit alles de gewone dagelijkse gang van zaken was.'Zeg tegen hem dat je het niet begrijpt. Dinsdag heb ik de cheque getekend. Jij hebt het me zien doen met al de andere. En jij hebt hem persoonlijk aan de jongste bediende gegeven voor de post.'
Susanna bleef beslist haar hoofd schudden. Ze wist niet precies waar dit allemaal over ging, maar ze herkende een enorme leugen als ze er een hoorde. Ze had al drie weken lang een en ander opgevangen van wat Charlie Babbitt uitvoerde - wat kon ze eraan doen dat alle drie de bureaus zo dicht bij elkaar stonden en dat Charlie zo hard schreeuwde aan de telefoon? - maar ze wilde er niet aan meedoen, ze wilde er zelfs niet van wéten. Ze was ingehuurd om de zaken met Italië af te handelen omdat ze Italiaans was en de taal vloeiend sprak, maar daarmee had je het ook gehad wat Susanna Palmieri betrof. Maar toch, diep van binnen wist ze dat je het niet echt gehad had, niet zolang zij en Charlie op het persoonlijke vlak zo nauw met elkaar verbonden waren. Ze was nu zijn vriendin en hij kon aanspraak op haar maken, een aanspraak die hij zelden aarzelde te laten gelden.
Charlie streelde met ongehaaste vingers het dikke krullende zwarte haar van Susanna en hij liet zijn stem nog meer dalen. 'Toe nou. Ik heb dit nodig,' zei hij zachtjes. Susanna voelde dat ze begon te smelten op het plekje waar Charlie haar altijd deed smelten. Hoewel ze een hekel aan zichzelf had omdat ze toestemde en boos was op Charlie, draaide ze zich toch om naar de telefoon en pakte de hoorn op. Ze drukte de pauzeknop weer in.
'Meneer, ik begrijp het niet,' herhaalde ze. 'Meneer Babbitt heeft de cheque dinsdag getekend. Ik heb het hem zien doen met al de andere. En ik heb hem persoonlijk aan de jongste bediende gegeven voor de post.' Achter zich hoorde ze Charlies ingehouden zucht van verlichting. 'Nog een ogenblikje. Mijn andere lijn...' Ze zette het gesprek weer in de pauzestand.
'Half zes.' Ze herhaalde de woorden van Wyatt. 'Geen gesalamander.'Charlie Babbitt begon te ijsberen, zijn hersens werkten op topsnelheid en zijn lichaam bewoog onwillekeurig zenuwachtig om hem bij te houden. 'Zou hij alsjeblieft aan zijn boekhoudster kunnen vragen haar administratie nog eens te controleren? Als een persoonlijke gunst aan jou. Jij krijgt een schop onder je kont - zeg maar "jij verspeelt je baan" - als er moeilijkheden komen.'
Susanna fronste haar wenkbrauwen, maar ze wendde zich weer tot de telefoon. 'Zou u alstublieft aan uw boekhoudster willen vragen het nog één keer te controleren in haar administratie? Als een persoonlijke gunst aan mij. Ik ben bang dat ik mijn baan verspeel als er...'
Voor Susanna haar zin af kon maken werd ze onderbroken door een luid gebons. Zij en Charlie draaiden zich om en zagen dat Lenny hard op de zijkant van zijn metalen bureau sloeg in een wanhopige poging de aandacht van Charlie te trekken. Zijn ogen waren twee grote smekende schotels en het zweet stroomde langs zijn wangen in zijn boord. Lenny's stem was schor, terwijl hij bijna huilde in de hoorn van zijn toestel. 'Ja, meneer, meteen als meneer Babbitt terugkomt van zijn vergadering...'
Charlie, die eindelijk besefte hoe diep de wanhoop van de jongen was, liep snel naar Lenny's bureau om hem instructies te geven. Maar Susanna riep hem en haar stem klonk ook dringend. Hij bleef staan, niet wetend wie hij het eerst te hulp moest komen.
'Charlie. Kijk naar mijn lippen. Half zes,' gaf ze door. Charlie Babbitt bleef onbeweeglijk staan waar hij stond en sloot een ogenblik zijn ogen. Hij haalde diep en sidderend adem, terwijl zijn vlugge geest, als een zenuwachtige laboratoriumrat, door de doolhof rende, op zoek naar een ontsnappingsgaatje. En natuurlijk had hij al gauw een nauw gaatje gevonden, net groot genoeg voor een proefrat om erdoorheen te glippen.
'Oké,' snauwde hij ongeduldig. 'Luister goed. Ik zit in het vliegtuig naar Atlanta. Jij zult zorgen dat er maandagmorgen een vervangende cheque op mijn bureau ligt, die ik dan als eerste kan tekenen. Het is het beste dat je kunt doen. "Alstublieft, meneer, ga niet uw beklag over me doen bij meneer Babbitt, want dan is het gebeurd met me... Ik heb die baan echt nodig." Ja?'
Het meisje keek hem woedend aan, gekwetst, niet alleen door haar geweten, maar ook door Charlies ongeduld met haar. De onverschillige manier waarop hij tot haar sprak deed Susanna's bloed soms koken. Toch wendde ze zich weer tot de telefoon.
Charlie richtte zijn aandacht onmiddellijk op Lenny, die met de klant vocht voor zijn leven. 'Nou, dat zou ik niet doen, meneer,' zei hij wanhopig met schorre stem. 'Niet voordat u meneer Babbitt persoonlijk gesproken hebt... Eh, u wilt een nummer waar u hem kunt bereiken? Ja...' Lenny keek naar Charlie, die nadrukkelijk zijn hoofd schudde. 'Nee, meneer, hij zit op dit moment op de weg en...' 'Charlie!' riep Susanna.
Hij draaide zich met een snelle beweging naar haar om. Zijn gezicht werd donker, zijn ogen zo koud als de Beringzee. 'Zou je je eigen hersens eens in willen schakelen, liefje?' grauwde hij. 'Voor één keertje maar?'
Susanna kromp ineen alsof hij haar geslagen had, maar ze klemde haar lippen op elkaar en probeerde er rekening mee te houden dat hij van alle kanten onder druk stond. 'Je moet hem bellen als je geland bent.' 'Charlie!' jammerde Lenny Barish.
Charlie Babbitt zat al zo lang in de hogedrukpan dat het ventiel het begaf en alles overkookte. Daar stond hij nu, proberend in zijn eentje de zaak bij elkaar te houden, zijn wankele bestaan rekkend met geleend geld, in geleende tijd. Het geluid van zijn eigen naam die jammerend werd geroepen door de hulpeloze Lenny was het sein voor de ontploffing. Hij draaide snel om zijn as en veegde met een wijde zwaai van zijn rechterarm alles van Lenny's bureau af- telefoonboeken, ordners, aantekeningen, het belandde allemaal met een grote klap op de vloer - terwijl de jongen verbijsterd toekeek. 'Jij... hebt... een... probleem?' vroeg Charlie tussen zijn opeengeklemde tanden door, terwijl hij dreigend zorgvuldig articuleerde.
Lenny's adamsappel wipte op alsof hij naar adem hapte. 'Meneer Bateman wil van zijn koop af. En hij wil meneer Webb meenemen. Ze... eh... ze willen hun aanbetaling terug.' Het laatste deel van de zin fluisterde hij bijna, wel wetend dat de aanbetalingen verleden tijd waren, niet meer dan een vleugje herinnering en dat ze nooit meer tot leven te brengen waren.
Charlie sloot zijn ogen en zei niets.
'Ze hebben twee auto's gevonden bij Valley Motors,' vervolgde Lenny. 'En nu willen ze met hen in zee gaan.' 'Toe, Charlie,' drong Susanna aan.
Rustig wendde hij zich tot haar; zijn drift was bijna weggeëbd door het geweld van zijn uitbarsting tegen Lenny. 'Wyatt wil weten waar de auto's zijn.'
Hij knikte. Natuurlijk wil hij dat. Dat zal er nog bij komen. 'Vertel hem de waarheid. Dat je het niet weet.' Niemand wist het behalve Charlie; de auto's waren het enige waar hij mee gokken kon, zijn laatste kans, de troef die hij achter de hand hield. Hij wendde zich weer tot Lenny en gaf hem op kalmere toon instructies: 'Zeg tegen Bateman dat je mij net gehad hebt op je andere lijn. Ik ben net tot overeenstemming gekomen met het BMB. En...' Hij aarzelde, in tweestrijd met zichzelf en gaf zich toen met een zucht gewonnen. 'Zeg tegen hen dat ik hun allebei vijf rooie ruggen extra korting geef. Omdat ik hun geduld op prijs stel.'
Lenny knikte dankbaar en ging terug naar zijn telefoongesprek. Susanna hing de hoorn op en keek naar Charlie. 'Maandag,' zei ze. Wyatt had ermee ingestemd tot maandag te wachten.
Maandag. En vandaag was het pas vrijdag. Hij had het hele weekend om iets te bedenken, kostbare tijd, uitstel van executie. Charlie slaakte een zucht van opluchting en de spanning gleed uit zijn spieren. Nu pas voelde hij hoe verrekte pijnlijk zijn nek en schouders waren.
Hij keek naar Susanna en zag haar die dag voor het eerst. Zijn meisje. Ze had hem geholpen toen hij haar nodig had en hij was haar dankbaar. Hij zou het haar dit weekend geweldig naar de zin maken om het haar te vergoeden. Ze was zo mooi; Charlies ogen gleden waarderend over haar slanke lichaam. Ze was aanbiddelijk, een Italiaanse spitfire in zakformaat met een bos zwarte krullen en twee ogen als fonkelende gitten en een fijn, tenger postuur, dat nooit naliet zijn hartstocht op te