Authors: Leonore Fleischer
'U zou kunnen beginnen,' zei dokter Schilling welwillend, 'om te zorgen dat hij wat in zijn potlood krijgt.' De seksuele beeldspraak kwam als een complete verrassing voor Charlie. Raymond in bed zien te krijgen? Raymond? Geschokt keek hij naar hem. Zijn broer was nog steeds helemaal geconcentreerd op het aquarium met Siamese vechtvissen en zat nog steeds te pennen. Maar er stonden geen letters op de bladzijde. De stift van zijn vulpotlood was op.'U raadt nooit wat ik dacht dat u bedoelde.' Charlie grijnsde naar de psychiater.
Maar dokter Schilling wist het wel. 'U bedoelt seks?' vroeg hij met een gespannen lachje. 'Dat zou de mooiste truc zijn die je maar bedenken kunt.'
Onder de lange vermoeiende rit van het centrum van Tulsa naar het motel in Texas waar ze eindelijk stopten - Snelweg 44 naar Oklahoma City en dan snelweg 40 naar Amarillo - bekeek Charlies schrandere geest het probleem van alle kanten. Opdracht: autistische Raymond - verander een diep ingeslepen gedragspatroon. Oppervlakkig beschouwd klonk het makkelijk, maar hoe verander je iets dat je niet begrijpt? Hoewel hij een paar levendige flitsen gezien had van de manier waarop zijn broer reageerde in bepaalde situaties en sommige van de situaties begon te herkennen die Raymonds psychotische gedrag opriepen - het tijdstip ervan - had Charlie er niet het flauwste vermoeden van waarom Raymond functioneerde zoals hij deed.
In gedachten nam hij nog eens door wat dokter Bruner hem daarginds in Wallbrook verteld had. Geen verbinding. Je kon niet tot Raymond doordringen omdat je hem niet kon bereiken. Het mechanisme om banden te smeden, laat staan relaties, was in het geval van Raymond eenvoudig niet aanwezig. Charlie begon net te begrijpen wat Bruner bedoeld had. En als je niet eens contact met hem kon krijgen, hoe moest je hem dan in godsnaam veranderen?
Het was een lange, vermoeiende dag geweest, zelfs voor Raymond, die tijdens de rit vaak even een dutje deed en die nooit moe leek te zijn. Zelfs Raymond was bereid het t.v.-toestel vóór de nachtfilm af te zetten en aanstalten te maken om naar bed te gaan. Hij stond in de badkamer van het motel zijn tanden te poetsen, toen Charlie binnenkwam om een bad te nemen in de grote oude metalen kuip. Het motel was te goedkoop om een douche te bieden.
Raymond had bijna een halve tube tandpasta gebruikt en stond met het schuim op zijn mond als een dolle hond. Hij poetste maar en hij poetste maar, terwijl alles onder de tandpasta zat; zijn gezicht, zijn oren, zelfs zijn wenkbrauwen, zaten onder een witte laag pasta. Het handvat van de tandenborstel zat vol tandpasta, net als de wasbak; er lagen onsmakelijke klodders tandpasta bij Raymonds voeten op de vloer van de badkamer. Raymond stond in de spiegel boven de wasbak te staren. Blijkbaar genoot hij van de aanblik van al dat borrelende schuim.
'Ray,' protesteerde Charlie, wiens maag omdraaide. Maar Raymond schonk er geen aandacht aan. Hij kneep nog meer tandpasta op zijn borstel en begon harder dan ooit te poetsen en nog meer schuim te maken.
'Nou, jij houdt wel van tandenpoetsen,' merkte Charlie hoofdschuddend op.
Geen antwoord. Raymond ging dwangmatig door met borstelen, als een bezetene. Charlie werd zenuwachtig als hij ernaar keek; na een lange, zware dag was het meer dan hij kon verdragen. Na de vette hamburger die hij een uur geleden gegeten had, maakte de aanblik van al die troep hem misselijk. 'Hou daar mee op, wil je?' vroeg hij kortaf. Hij begon zijn geduld te verliezen. 'Je ziet eruit als een halve gare. Als die zieleknijper in Californië dat zag, zou hij je opsluiten en de sleutel weggooien.'
Raymond borstelde alleen maar harder.
'Ik zei ophouden, Ray!' gilde Charlie woedend. 'En ik meen het!'
Raymond hield niet op, maar hij mompelde door het schuim heen en Charlie ving de woorden op. 'Jij houdt ervan, Charlie Babbitt.' 'Om de donder niet!'
'Jij zegt: "Gekke Rain Man... gekke tanden."' Charlie verstijfde. Had hij zijn broer goed gehoord? Gekke Rain Man... gekke tanden. Rain Man? 'Wat zegje?' vroeg hij, terwijl hij Raymond scherp aankeek.
'Gekke,' mompelde Raymond door een massa tandpasta heen.
'Ja, gekke wat?' 'Gekke tanden.'
'Nee,' zei Charlie beslist. 'Dat andere, daarvoor.'
Maar Raymonds aandacht was nu op zijn eigen tanden gevestigd; hij stond weer in de spiegel naar zichzelf te kijken. Borstelen en schuim maken, schuim maken en borstelen. Charlie liep naar de wasbak en pakte een van de twee glazen uit die door het motel verstrekt werden. Hij vulde het met water en stak het Raymond toe. 'Hier.'
Raymond stond er niet-begrijpend naar te staren, alsof hij nog nooit van zijn leven een glas water gezien had. 'Spoelen!' commandeerde Charlie. 'En uitspugen.' Hij duwde Raymond het glas in de hand en nam hem de afschuwelijke tandenborstel vol tandpasta af. Raymond hield het vreemde glas vast alsof het in zijn hand ontploffen zou. 'Nu!' blafte Charlie.
Raymond nam haastig een slokje van het water en slikte heftig, daarna keek hij naar Charlie of hij het goed gedaan had. Charlie, die niet wist of hij huilen of lachen moest, haalde alleen zijn schouders op. Het was beter dan niets. Raymond nam weer een slokje en slikte het door. Zijn mond was nu bijna vrij van tandpasta, hoewel zijn hele gezicht er nog mee overdekt was.
Charlies bruine ogen stonden ernstig toen hij het glas weghaalde en het zachtjes op de wasbak zette. Hij wilde Raymond niet kopschuw maken, nu niet.
'Ik vind het leuk als je je tanden poetst,' probeerde hij Raymond op weg te helpen. 'Ik zeg...'
Maar Raymond pakte het wachtwoord niet op. Hij zei niets. '"Gekke Raymond,'" fluisterde Charlie bijna, zijn ogen gespannen op het gezicht van zijn broer gevestigd. 'Je kunt geen Raymond zeggen,' zei zijn broer zakelijk. 'Je bent een baby. Je zegt Rain Man. "Grappige Rain Man.'" Een golf van herinneringen sloeg door Charlie Babbitt heen, herinneringen niet aan gebeurtenissen maar aan gevoelens, gevoelens die hij lang geleden verloren had. Gevoelens van liefde en geborgenheid, zoals hij die in meer dan twintig jaar niet gevoeld had. Hij bleef daar maar staan in de badkamer, verbijsterd. Geschokt alsof hij door een bijlslag getroffen was. 'Jij... jij bent de Rain Man?' wist hij eindelijk met moeite uit te brengen. Charlie wist niet wat hij ervan denken moest. De Rain Man bestond niet echt. Hij was het denkbeeldige vriendje van kleine Charlie Babbitt.
Raymond stak zijn hand in zijn zak en pakte er zijn portefeuille uit. Het was er een van het handgemaakte soort dat vaak in lange uren bezigheidstherapie vervaardigd wordt. Twee stukken skai, het buitenste van een relief voorzien, waardoor het op leer leek, beide stukken voorzien van voorgeponste gaatjes, waardoor onhandige vingers de vinylveter konden rijgen. Met o zo zorgvuldige vingers haalde Raymond uit deze portefeuille zijn kostbaarste bezit en gaf het eerbiedig aan Charlie.
Charlie nam de foto aan en staarde ernaar. Hij was verkreukt en afgesleten aan de randen, alsof hij jarenlang steeds opnieuw in handen genomen was. En dat was ook zo. Op de foto was een jongeman van ongeveer achttien jaar te zien, met donkere ogen en een ernstig gezicht; zijn haar was netjes geborsteld. Hij keek onbeweeglijk in de camera. Charlie herkende hem.
Een pruilende kleuter, met een deken stijf in zijn knuistjes geklemd, zat bij de jongen op schoot. De baby zat dicht tegen de jongeman aangekropen. Er was geen twijfel aan. De baby was Charlie Babbitt; de jongeman Raymond Babbitt. Broers. 'Papa heeft de foto zelf genomen,' zei Raymond trots. Charlie kon zijn ogen niet van de foto afhouden; hij stond bijna sprakeloos van verbazing. Hij en Raymond. Charlie en Raymond. Charlie en Rain Man. 'En jij... woonde bij ons? Toen?'
'Jij woonde bij ons toen,' zei Raymond. Praatte hij Charlie alleen maar na, of wist hij dat hij de oudste broer was, met de oudste rechten? Charlie liet zich tot op de rand van de badkuip zakken en bleef naar de foto staren; hij probeerde dit alles een plaats te geven in zijn gedachten. 'Wanneer... wanneer ben je weggegaan?' vroeg hij ten slotte zachtjes.
'Het was donderdag,' zei Raymond prompt. Donderdag? Charlie kon alleen maar staren. 'Het sneeuwde buiten. Ik at havermout als ontbijt. Jij spuugde de jouwe uit. Daarom gaf Maria jou bananen met melk. En zij bleef bij je toen papa mij naar mijn thuis bracht. De eenentwintigste januari. Negentienvijfenzestig. Op een donderdag. '
'Jezus,' hijgde Charlie zachtjes. 'Dat is toen mama stierf. Kort na nieuwjaar.'
'En jij had de deken. En je zwaaide naar me door het raam. Dag, Rain Man. Dag, Rain Man. Dag, Rain Man. Kijk, zo. Donderdag.'
Ergens diep in Charlies herinnering galmde een echo na. Hij zag... hij herinnerde zich... sneeuw. En de noodzakelijke en troostende geur van de rafelige oude deken. En zwaaien. En, later, huilen. Huilen om Rain Man. Hij had Rain Man nodig, maar Rain Man kwam niet. Hij kwam nooit meer terug, dus groeide Charlie op met het denkbeeld dat hij denkbeeldig was.
Nu keek Charlie naar Raymond alsof het de eerste keer was. En het was de eerste keer. En hij zag in het gezicht van zijn broer de schim van een achttien jaar oud gezicht, eens dierbaar en geliefd, nu bespottelijk vol tandpasta gesmeerd en zonder uitdrukking.
'Jij pakte me altijd in die deken,' fluisterde Charlie, bij wie die herinnering bovenkwam. 'En je zong voor me.'
Even staarde Raymond Charlie aan, alsof hij niet wist waar zijn broer het over had. Zonder uitdrukking. Toen begon hij, heel zachtjes, te zingen. Bijna zuiver.
'She was just seventeen.
You know what I mean.
And the way she looked was way be-yond compare...' 'So how could I dance with another,' viel Charlie in. 'Oooo,' zong Raymond in een trillende imitatie van de falsetstem van John Lennon.
'When I saw her standing there?' besloten ze, bijna gelijktijdig.Het liedje was uit. Charlie zweeg, nog steeds vol verbazing. Hij keek naar zijn broer, zijn autistische broer die vierentwintig jaar opgeborgen gezeten had, zijn broer van wie hij eens gehouden had, die hij nodig had gehad met de afhankelijkheid van een baby en die hij daarna vergeten was en tot iets denkbeeldigs omgevormd had.
'Ik vond het altijd fijn als je voor me zong,' zei hij rustig en eerlijk gemeend tegen Raymond.
Raymond beantwoordde zijn blik en even geloofde Charlie dat hij tot hem doorgedrongen was, dat er een ogenblik van echte verbondenheid zou zijn, maar Raymond draaide zich weer om naar de wastafel, pakte zijn tandenborstel vol schuim op en kneep er nog wat meer tandpasta op uit. Als er een band geweest was, was die nu verbroken. Charlie legde de foto heel voorzichtig op de rand van het bad en zette de kranen open. Hij deed de stop in het afvoergat en de kuip begon vol te stromen.
'Nee, nee, nee, nee, nee!' Raymond schreeuwde vol angst; zijn stem sloeg over van een onbekende, onuitsprekelijke verschrikking. Charlie keek vlug op. Raymond stond in het stijgende water van de badkuip te staren en er lag doodsangst in zijn ogen. 'Nee! Nee!' bleef hij roepen. 'Rustig aan, Ray,' beval Charlie. 'Wat nee?' 'Daarom nee.' Raymond wrong zijn handen en zijn lichaam schokte; Charlie herkende al de tekenen van paniek. Hij moest Raymonds aanval bezweren, voor er geen houden meer aan was.
'Daarom wat?' hield Charlie aan. 'Ray, zeg het tegen me, daarom wat?'
'Omdat... omdat... omdat...' brabbelde Raymond. Toen schreeuwde hij het uit, met een andere stem, die ruwer klonk: ' Wat wil jij eigenlijk?'
En Raymond liet een luid gekrijs horen, een bloedstollende angstkreet en rende struikelend naar de badkuip. Hij probeerde met zijn handen het stromende water tegen te houden, zonder in zijn paniek aan de kranen te denken. Het water spoot alle kanten op, het plensde tegen de muren en het plafond, het plensde over Charlie heen, het doorweekte Raymond.
Even stond Charlie als verlamd, toen probeerde hij Raymond te grijpen en hem eigenhandig bij de badkuip vandaan te slepen.Maar Raymond was hem te sterk. Hij trok zich los en kreeg Charlie bij zijn overhemd te pakken; hij hield hem stijf vast. In zijn ogen lag een woede die Charlie daar nog nooit eerder gezien had. En over Raymonds lippen kwam een woordenstroom met een stem die Charlie nooit gehoord had. 'Nee! Nee! Het is gloeiend heet! Hij brandt zich eraan!' Nu rukte Raymond zo woest aan Charlie dat diens overhemd begon te scheuren. Hij schudde Charlie hard door elkaar, steeds opnieuw, tot Charlies hoofd onzacht voorover en achterover zwaaide. En al die tijd schreeuwde Raymond met die andere stem, die stem vol afkeer.
'Nóóit heb ik gezegd! Nóóit heb ik gezegd! Wat wil je eigenlijk? Wil jij je broertje doodmaken? Ik hèb het je gezegd! Ik hèb het je gezégd. Ik heb het je gezegd... Ik heb het je gezegd...'
De stem stierf weg; het schudden hield op. Raymond staarde Charlie aan en liet heel langzaam zijn overhemd los. Hij rilde over zijn hele lichaam en de woede was helemaal uit hem weggetrokken; hij was nu alleen nog maar een angstig kind. Een minuut lang was Raymond niet zichzelf geweest, maar zijn vader. Het was de stem van Sanford Babbitt geweest die bulderend in een woedende aanklacht uit zijn mond gekomen was. En Charlie, die de kranen openzette, was niet Charlie geweest maar Raymond, Raymond op die afschuwelijke dag, vierentwintigjaar geleden toen 'het' gebeurd was. En in de badkuip zat, ongezien maar desondanks heel echt, een kleine peuter, Charlie, pas twee jaar oud. En het water was heet, te heet. Charlie zag het nu allemaal. Herinnerde het zich allemaal. Een achttienjarige jongen, die alleen maar zijn kleine broertje in bad wilde doen, maar die niet wist hoe hij de kranen af moest stellen. Die niet in staat was het water eerst te controleren. Een autistische jongen, die geen kwaad in de zin had, die alleen het gedrag van zijn moeder, Eleanor, na wilde doen, die nog maar pas bij de engelen was gaan wonen. Eleanor, die baby Charlie in het bad zette. Die het bad vol liet lopen. Maar het water was heet, te heet, niet heet genoeg om het huidje te verbranden, maar heet genoeg om kleine Charlie aan het huilen te maken.
En de vader die naar binnen kwam stormen, radeloos, schreeuwend van woede. De vader die onlangs zijn vrouw verloren had, wiens oudste zoon autistisch was, met een geest die afgesloten was van de werkelijkheid, wiens andere zoon nog maar een peuter was, een peuter die huilde omdat Rain Man het water te heet in het bad had laten stromen voor de tere huid van een baby.
En Raymond, die gezegend en gestraft was met een absoluut geheugen, niet in staat ook maar een lettergreep te vergeten van de verschrikkelijke woorden die zijn vader hem die dag toegeschreeuwd had, die ze in de diepte van zijn arme, beschadigde brein meegedragen had, vierentwintig jaar lang, alleen om ze met Sanford Babbitts eigen stem uit te schreeuwen bij de afschuwelijke aanblik van Charlie Babbitt en een badkuip die volliep met stromend water.