Four Blondes (28 page)

Read Four Blondes Online

Authors: Candace Bushnell

BOOK: Four Blondes
4.06Mb size Format: txt, pdf, ePub

'Laten we met zijn allen gaan lunchen. In zo'n tent waar al die rijke dames met niets om handen naar toe gaan,' zegt Dianna. 'Ik voel me vandaag ook op en top een dame.'

'Dat zal niet gaan,' zegt Hubert achteloos, 'ik lunch elke woensdag met Bob.'

'Goh,' zeg ik.

'Dat kon jij natuurlijk onmogelijk weten,' zegt Hubert. 'Als je even had gebeld voor je was gekomen...'

'En wie mag die Bob dan wel zijn? Poeier hem af,' zegt Dianna. 'Zeg dat je met mij gaat lunchen. Daar heeft Bob vast wel begrip voor.'

'Vast. Alleen is hij de baas van Het Televisiestation,' zegt Hubert.

'Maar wil je dan niet met je vrouw lunchen?' vraagt Dianna, zo op het oog oprecht confuus. 'Ze is zo mooi...'

'We zien elkaar zelden,' zeg ik op volkomen neutrale toon en trek mijn handschoenen aan.

'Norman en ik waren praktisch elke minuut van de dag samen,' zeg Dianna. 'Elke minuut. We konden geen genoeg van elkaar krijgen. We waren geobsedeerd. We lagen dagen in bed...' Haar gezicht vertrekt. 'Ik mis hem. Ik mis hem zo. Niemand begrijpt het echt.'Waarop ze begint te huilen.

Hubert en ik kijken elkaar geschrokken aan. Hubert doet niets. Ik kuch beleefd in mijn handschoen.

'Hij was mijn grote liefde. Mijn enige liefde. Ik denk niet dat ik ooit nog iets met een ander zal kunnen beginnen,' zegt ze, al is het alom bekend dat ze niet alleen al lang iets met een ander is begonnen (de baas van een filmstudio), maar dat ze, als we de Star mogen geloven, zelfs met hem samenwoont (of in ieder geval al haar spullen in zijn huis heeft staan). Het is duidelijk dat de tranen slechts deel uitmaken van haar toneelstukje, want plotseling grijpt ze mijn hand weer beet en zegt: 'Ga jij dan in ieder geval met me lunchen. Ik kan nu niet alleen zijn.'

Hubert kijkt opgelucht. 'Waarom gaan jullie niet naar Cipriani's? De zaak betaalt, dat spreekt,' zegt hij, om eraan toe te voegen: 'Cecelia, vergeet je dan niet het bonnetje voor me mee te nemen?'

Ik kijk hem alleen vol ontzetting aan. Ik kan niet geloven dat hij me met dit mens opzadelt en me behandelt als een of ander... personeelslid, godbetert.

'Ik vraag Constance wel even om te reserveren,' zegt hij. En precies op dat moment komt Constance de kamer binnen en lijkt ogenblikkelijk te begrijpen 'hoe de vork in de steel´zit.

'Ik bel Giuseppe wel,' zegt ze met een knikje in Hubert's richting. 'Ik zal zeggen dat jullie onderweg zijn. Dan hoeven jullie niet te wachten.'

'Ik hoef nooit te wachten. Nergens,' zeg ik tegen Constance, bijna met stomheid geslagen door haar gezagsondermijnende houding. Ik zoek steun bij Hubert, maar die kan alleen maar ongemakkelijk lachen.

'Goed. Tot ziens dan,' zeg ik ijzig.

'Ik zie je vanavond wel. Thuis,' zegt hij, alsof ik hem irriteer of zo.

'Goed. Ik zal even bellen,' zegt Constance, die Hubert aankijkt maar verder niet in beweging komt. 'Slater hing weer behoorlijk de komiek uit vandaag, vond je niet?' zegt ze, alsof Hubert en zij alleen in de kamer zijn. 'Komt allemaal door die ellendige Monique. Dat komt ervan als je verkering hebt met een kind. Alleen is het nu ons probleem.' En vervolgens raakt ze letterlijk Hubert's arm aan. Zijn biceps, om precies te zijn.

Ik had gelijk. Hij heeft echt een verhouding met Constance.

'Wie was dat teringwijf?' wil Dianna weten als ze zich in de limousine laat ploffen. 'Jezus. Als ik jou was geweest had ik haar een klap in haar gezicht gegeven. Luister schat, regel nummer één: Laat geen enkel wijf met je man rotzooien. Want ik garandeer je, dat kreng aast op je man. Als ik je zou vertellen hoeveel vrouwen ik ervan langs heb moeten geven, hoeveel ik er Norman godverdomme letterlijk van het LIJF heb moeten slaan, dan zou je me niet geloven.'

Ik wil zeggen dat ik het zonder meer zou geloven, aangezien de knokpartijen van Dianna Moon vermaard zijn, maar ik ben op dat moment te bang of te beleefd - of te kwaad op Hubert - om ook maar iets te zeggen, dus knik ik alleen maar en steek een sigaret op, die Dianna uit mijn hand rukt en met woeste gebaren zelf in hoog tempo oprookt. 'Ik heb zo'n wijf ooit bijna een tiet afgehakt, wist je dat?'

'Nee, eerlijk gezegd niet,' zeg ik en steek nog een sigaret op, in de veronderstelling dat zelfs zij geen twee sigaretten tegelijkertijd kan roken.

'Echt,' zegt ze. 'Dat kreng wilde me voor het gerecht slepen, maar Norman en ik hadden de beste advocaten die er maar te vinden zijn in de showbizz.'

Ze leunt achterover tegen de grijze, leren bekleding. Ik staar haar aan, ik kan het niet helpen. Haar gezicht is tegelijkertijd mooi en lelijk, waarbij het lelijke deel echt is en het mooie deel het resultaat van vakkundige plastische chirurgie. 'Jep,' zegt ze, 'iedereen was dol op Norman, maar dan ook echt iedereen. De eerste keer dat ik hem zag, daar op die set - dat was in de woestijn - wist ik dat ik Jezus had gezien. En iedereen die erbij was wist het ook.' Ze keert zich naar me toe en pakt mijn hand. 'Daarom hou ik nu zoveel van Jezus, Cecelia. Ik hou van Jezus omdat ik Jezus heb gezien. Hier op aarde. Hij was hier slechts een korte periode, net lang genoeg om drie films te maken die meer dan honderd miljoen dollar hebben opgebracht. Maar hij wist iedereen te raken, en toen hij iedereen had geraakt wist hij dat het tijd was om weer naar boven te gaan, naar de hemel. En dus is hij vertrokken.'

'Maar - Jezus beschouwde zelfmoord toch als zónde?' zeg ik en vraag me af hoe lang ik dit nog kan verdragen, en of Hubert en Constance nu samen zitten te lunchen en of het al dan niet een soort heimelijk tortelduifjesrestaurant is waar ze vrijwel elke dag samen naar toe gaan en waar Hubert dingen zegt als: 'Ik hou van je, maar mijn vrouw is krankzinnig.'

Dianna kijkt me diep in mijn ogen. 'Hij heeft geen zelfmoord gepleegd, Cecelia. Norman's dood was, zoals je misschien hebt gehoord, één groot mysterie. Niemand weet precies hoe hij aan zijn eind is gekomen. Ze weten niet eens precies op welk tijdstip hij is overleden...'

'Maar,' zeg ik, 'de moderne wetenschap...'

'Ach, kom,' zegt Dianna. 'De moderne wetenschap is lang niet zo modern als iedereen denkt. Er zijn dingen die zelfs artsen voor een raadsel plaatsen...'

Ja, denk ik onwillekeurig, en daar ben jij er een van.

'... Zoals het feit dat zijn lichaam pas na vier dagen is aangetroffen.'

'En,' zeg ik, omdat ik het niet kan laten, 'er waren toch ook delen van zijn lichaam zoek? Opgegeten door wilde dieren?'

Dianna staart uit het raampje. 'Dat is wat iedereen denkt,' zegt ze uiteindelijk, 'maar de waarheid is... dat die lichaamsdelen wel eens meegenomen zouden kunnen zijn door... speciale discipelen.'

Goeie God.

'Ik ben er vrijwel zeker van dat mijn man vreemdgaat,' zeg ik.

'En die speciale discipelen, dat zijn eigenlijk...'

'Met Constance. Dat teringwijf.'

'... engelen, in zekere zin. Ze zijn gestuurd om over hem te waken, min of meer, maar...'

'En ik weet niet wat ik eraan moet doen,' zeg ik.

'... het punt is dat een paar mensen, en dan bedoel ik echt een paar mensen, deze speciale discipelen zien als een soort...'

'Waarschijnlijk moet ik een scheiding overwegen.'

'... buitenaardse wezens,' zegt Dianna.

Ik kijk haar alleen maar aan.

Ze buigt zich naar me toe. 'Jij gelooft toch ook dat Norman Jezus was, Cecelia? Zeg alsjeblieft ja. Alsjeblieft. Want ik wil echt dat we vriendinnen worden. Ik kan wel een goede vriendin gebruiken in deze stad, als je begrijpt wat ik bedoel.'

Gelukkig komt de limousine net op dat moment tot stilstandvoor Cipriani's.

Na nog meer nodeloze drukte dan anders worden we naar een tafeltje voor in het restaurant geleid, bij het raam. Overal om ons heen klinkt gefluister: 'Die prinses... Cecelia... Wie is die vrouw?... O, Dianna Moon... Norman Childs... Dianna Moon en... Luxenstein... Prins Hubert Luxenstein... dood, weet je nog wel...' En ik weet dat dit morgen in de krant zal staan, helemaal als ik opkijk en zie hoe DW me vijf tafeltjes verderop zit aan te staren en wacht tot onze blikken elkaar kruisen zodat hij naar ons toe kan komen. Hij is in het gezelschap van Juliette Morganz, het 'meisje uit Vermont' dat aan het eind van de zomer in het huwelijk zal treden met Richard Ally van het Ally-cosmetica-imperium, op het Ally- landgoed in de Hamptons.

De ober komt naar ons toe en Dianna geeft hem bijna een hengst als hij probeert haar servet op haar schoot te leggen,

maar een vechtpartij wordt op het nippertje voorkomen als DW ten tonele verschijnt. Hij buigt zich voorover en zegt, op wat gewoonlijk een 'stroperige toon' wordt genoemd: 'Engel, wat enig om je te zien. Ik zou niet weten wie ik liever was tegengekomen dan jou. Je hebt mijn hele dag weer goedgemaakt.'

'Dianna Moon, DW.'

Dianna draait haar hoofd schuin naar boven om gekust te worden en DW drukt braaf een kus op beide wangen. 'Goh,' zegt ze, 'waar staan die initialen voor?'

'Dwight Wainous,' zeg ik.

'Ik was Cecelia's eerste baas,' zegt DW. 'Jaren geleden. Sindsdien zijn Cecelia en ik zeer, zeer goed bevriend.'

Ik kijk hem alleen maar aan.

'Als ik het goed begrijp zijn felicitaties op zijn plaats,' zegt hij tegen Dianna.

'Mmm,' zegt Dianna, totaal niet onder de indruk.

'Vanwege het Ally-cosmetica-contract.'

'Niet te geloven, toch?' zegt Dianna. 'Zie je mij al blauwe oogschaduw aan de man brengen?'

'Ik ben zeer, zeer goed bevriend met de familie Ally. Ik zit nu zelfs te lunchen met Juliette Morganz, de verloofde van Richard Ally.'

'O ja?' zegt Dianna, die de zaal rond speurt. 'Bedoel je dat gevalletje met dat donkere haar?'

Juliette zwaait enthousiast.

'Ik geloof dat ik verwacht word op hun huwelijk,' zegt Dianna.

'Met haar ben ik ook zeer, zeer goed bevriend,' zegt DW.

'Zo te horen ben je zeer, zeer goed bevriend met de hele stad. Misschien zou ik je wat beter moeten leren kennen.'

'Dat,' zegt DW, 'zou me een waar genoegen zijn.'

'Goeie God,' zegt Dianna als DW bij ons tafeltje vandaan

loopt, 'die vent ziet eruit alsof hij onder een steen in Palm Beach vandaan is gehaald', en ik begin te lachen, al doet Palm Beach me denken aan de twee weken durende vakantie die Hubert en ik er hebben doorgebracht toen we net verloofd waren, en waarin duidelijk werd dat we wel eens totaal andere verwachtingen konden hebben van onze gezamenlijke toekomst. Mijn verwachtingen waren: Louis Vuitton-koffers, mijn haar altijd keurig in model, jeeps in Afrika, kaki rijbroeken, witte zuilen tegen een achtergrond van de blauwe Caribische zee, lichtgele Toscaanse vlakten, een gemaskerd bal in Parijs, smaragden, de president, Lear-jets, hotelsuites, grote bedden met witte lakens en kussens van dons, een open sportwagen, mijn man die me voortdurend kust, briefjes in mijn bagage met 'Ik hou van je' erop, en de wind die voortdurend door ons haar speelt. En dit is wat ik in plaats daarvan heb gekregen: een 'opwindende' rondreis door Amerika. Die begon in Palm Beach, waar het 'stralende, pasverloofde stel' logeerde bij meneer en mevrouw Masters. Brian Masters (Hubert's oom) was een dikke oude man met allemaal moedervlekken op zijn hoofd. Ik moest elke maaltijd naast hem zitten en al tijdens de eerste avond boog hij zich naar me toe en fluisterde: 'Er was eigenlijk niks mis met deze familie totdat Wesley naar Hollywood ging en al dat vervloekte geld verdiende', terwijl een zwarte man met witte katoenen handschoenen de lamskoteletjes opdiende. Zijn vrouw, Lucinda, die een licht Engels accent had maar eigenlijk uit, als ik het wel heb, Minnesota kwam, had iets merkwaardig mistigs over zich. Ik ontdekte waarom na een bijzonder frustrerend potje gemengd dubbel, waarin ik Hubert verrot schold en met mijn racket gooide.

'Kom eens mee, Cecelia,' zei ze zachtjes, met een vreemd, halfslachtig glimlachje, en ik liep achter haar aan, nog altijd stampvoetend van woede, het huis in en naar de badkamer, waar ze de deur achter ons op slot deed en gebaarde dat ik op een met gele zijde overtrokken krukje moest gaan zitten. 'Er is maar één manier om je staande te houden als je met een Masters bent getrouwd.'

'Maar Hubert...'

'Zijn moeder was een Masters. En hij is er ook één,' fluisterde ze. En ik zag met een schok dat ze beeldschoon was, en veel jonger, hooguit veertig, dan ze aanvankelijk had geleken in dat statige huis met al dat opgeprikte personeel, en ik dacht: Wat zal er van mij worden?

'Mijn kleine vriendjes,' zei ze en toonde me de inhoud van het medicijnkastje, dat zo'n breed scala aan medicijnpotjes herbergde dat ik het idee had dat het niet onderdeed voor het aanbod in de gemiddelde apotheek. Ze haalde er een bruin potje uit en gaf het aan mij. 'Probeer die maar eens,' zei ze. 'Volmaakt onschuldig. Net snoepjes. Geven je een prettig gevoel.'

'Ik slik geen pillen,' zei ik. Wat nogal merkwaardig was, aangezien ik toen al een beetje verslaafd was aan de coke en altijd een flesje in mijn handtas had, waar niemand iets van wist en waar niemand ook ooit achter zou komen. 'En met mijn huwelijk komt het wel goed. Het wordt fantastisch.'

'Ach, Cecelia,' zei Lucinda en gaf me het potje. 'Begrijp je het dan niet? Zo gaan die dingen niet en zo zullen ze ook nooit gaan.'

Maar het was pas tegen het eind van onze vakantie, toen we in Montana op 'visexpeditie' waren en ik hartstikke vies was en mijn haar één grote klit was en ik in een hut moest slapen onder een kriebelige legerdeken en om vijf uur 's ochtends op moest en nergens fatsoenlijk kon poepen, laat staan douchen, en Hubert en ik elkaar nauwelijks nog iets te zeggen hadden, dat ik het flesje openmaakte en er eentje in mijn hand liet glijden. Hij was klein, wit en ovaal. Ik nam er eentje, en toen nog eentje.

Ik voelde me meteen beter.

En ik bleef me goed voelen, zelfs nadat we dertig kilometer door de regen hadden gereden naar een of andere ordinaire tent die Hubert in zijn gidsje had zien staan en waar hij danste met de serveerster met het kroeshaar en de hangtieten (ze was pas vijfentwintig) en waar ik zes margarita's dronk, behield ik mijn uitstraling van laisser faire.

En Hubert was ervan overtuigd dat hij de juiste beslissing had genomen door mij ten huwelijk te vragen. En daar gaat het uiteindelijk toch allemaal om?

'Wit of geel?' vraagt Dianna, en ik schrik op uit mijn gemijmer en vraag: 'Wat?' - en we beginnen te lachen omdat het net is alsof we al aan onze tiende bellini zijn.

Other books

The Rhinemann Exchange by Robert Ludlum
The Mating Ritual by Tory Richards
Talk of The Town by Charles Williams
Scale of Justice by Dani Amore
I Dream Of Johnny (novella) by Madison, Juliet
Trail of Feathers by Tahir Shah
Where the Streets have no Name by Taylor, Danielle
Eidolon by Jordan L. Hawk
Mean Sun by Gerry Garibaldi
Plain Jane by Fern Michaels