Authors: Thomas Keneally
In Brinnlitz stond bij de aankomst der mannen alleen het lege gebouw er. Bedden waren er nog niet, en er werd stro in de slaapzalen boven gestrooid. Maar het was er warm, door stoomhitte van de boilers. Er waren die eerste dag geen koks. In wat de kampkeuken zou worden lagen her en der zakken knollen, en de mannen verslonden ze rauw. Later werd er soep gemaakt en brood gebakken en begon de werktuigkundige Finder met de toewijzing der taken. Maar van meet af aan ging alles langzaam, tenzij er SS'ers toekeken. Het is een raadsel hoe een groep gevangenen kon aanvoelen dat de Herr Direktor niet meer aan enige oorlogsinspanning meedeed. Het werktempo werd erg rustig in Brinnlitz. Omdat Oskar niet meer bij het probleem produktie betrokken was, werd langzaam werken de wraak der gevangenen, hun manifest. Het was een bedwelmende ervaring je werkkracht niet helemaal te geven. Overal elders in Europa werkten de slaven zo hard als ze op hun 600 calorieën per dag maar konden, in de hoop indruk op een voorman te maken en de overbrenging naar het doodskamp uit te stellen. Maar hier in Brinnlitz had je de dronken makende vrijheid om de schop met het halve werktempo te hanteren en het toch te overleven. Van deze onbewuste beleidsvorming bleek in de eerste dagen nog niets. Te veel gevangenen maakten zich nog ongerust over hun vrouwen. Dolek Horowitz had een vrouw en dochter in Auschwitz. De gebroeders Rosner hadden er hun vrouwen. Pfefferberg wist wat voor schok iets zo groots, zo weerzinwekkends als Auschwitz Mila zou geven. Jacob Sternberg en zijn tienerzoon maakten zich zorgen over mevrouw Clara Sternberg. Pfefferberg herinnert zich dat de mannen Schindler in de fabriek omstuwden en hem nogmaals vroegen waar de vrouwen bleven. 'Ik krijg ze er wel uit,' gromde Schindler. Hij gaf geen verklaringen. Hij sprak niet openlijk het vermoeden uit dat de SS in Auschwitz misschien zou moeten worden omgekocht. Hij zei niet dat hij de lijst van de vrouwen naar kolonel Erich Lange had gestuurd, of dat hij en Lange allebei van plan waren hen overeenkomstig de lijst naar Brinnlit? te halen. Niets daarvan. Alleen maar: 'Ik krijg ze er wel uit.'
Het SS-garnizoen dat in die dagen zijn intrek in Brinnlitz nam gaf Oskar enige reden tot hoop. Het waren reservisten van middelbare leeftijd, die waren opgeroepen om jongere SS'ers een plaats in de frontlinies te kunnen laten innemen. Er zaten niet zoveel gekken bij als er in Plaszów waren geweest, en Oskar zou hen altijd rustig houden met de specialiteiten van zijn keuken - eenvoudig eten, maar wel meer dan genoeg. Bij een bezoek aan hun kazerne hield hij zijn gewone toespraak over het unieke vakmanschap van zijn gevangenen, over het belang van zijn fabrieksactiviteiten. Anti-tankgranaathulzen, zei hij, en hulzen voor een projectiel dat nog op de geheime lijst stond. Hij verzocht het garnizoen niet in de fabriek binnen te dringen, omdat de arbeiders daardoor zouden worden gestoord. Hij kon het aan hun ogen zien. Het kwam hun goed uit, dit rustige plaatsje. Ze zagen zichzelf de wereldramp hier wel uitzitten. Ze wilden niet als een Goeth of een Hujar razend door de werkplaatsen gaan. Ze wilden niet dat de Herr Direktor zich over hen zou beklagen. Hun commandant was echter nog niet gearriveerd. Hij was onderweg van zijn vorige post, het werkkamp bij Budzyn, waar tot aan de recente Russische opmarsen onderdelen voor Heinkel-bommenwerpers waren gemaakt. Hij zou jonger, feller, opdringeriger zijn, wist Oskar. Hij zou het misschien niet gauw accepteren dat hem de toegang tot het kamp werd ontzegd.
Tijdens al dit storten van cementvloeren, het maken van gaten in het dak zodat de enorme Hilo's zouden passen, het vermurwen van onderofficieren, te midden van de privé-ongemakken van het weer wennen aan het huwelijksleven met Emilie, werd Oskar voor de derde maal gearresteerd. De Gestapo verscheen tussen de middag. Oskar was niet op zijn kantoor, maar was eerder die morgen voor zaken naar Brno gereden. Er was net een vrachtwagen uit Krakau aangekomen, beladen met de draagbare rijkdom van de Herr Direktor - sigaretten, kisten wodka, cognac, champagne. Sommige mensen zouden later beweren dat dit het bezit van Goeth was, dat Oskar erin had toegestemd het mee naar Moravië te nemen in ruil voor Goeths steun aan zijn plannen voor Brinnlitz. Omdat Goeth nu al een maand lang gevangen zat en geen gezag meer had, konden de luxeartikelen in de vrachtauto net zo goed als Oskars eigendom worden beschouwd. Zo dachten de lossers erover, en ze werden zenuwachtig bij het zien van de Gestapomannen op het binnenterrein. Ze hadden monteursprivileges en konden de vrachtauto daarom naar een riviertje onder aan de heuvel rijden, waar ze de drank met kisten vol in het water gooiden. De tweehonderdduizend sigaretten in de vrachtwagen werden beter herkrijgbaar verborgen onder het omhulsel van de grote transformator in de elektriciteitscentrale. Het is veelbetekenend dat er zoveel drank en sigaretten in de vrachtwagen zaten: een teken dat Oskar, altijd gebrand op ruilgoederen, nu van plan was op de zwarte markt de kost te gaan verdienen. Ze waren met de vrachtauto bij de garage terug toen de sirene voor de lunchsoep klonk. Op voorgaande dagen had de Herr Direktor bij de gevangenen gegeten, en de monteurs hoopten dat hij dat vandaag weer zou doen; dan zouden ze kunnen uitleggen wat er met de zo kostbare lading was gebeurd. Hij kwam in feite kort daarna uit Brno terug, maar werd bij de binnenpoort door een der Gestapomannen die daar met opgeheven hand stond tegengehouden. De Gestapomannen gelastten hem onmiddellijk zijn auto te verlaten. 'Dit is mijn fabriek,' hoorde een gevangene Oskar teruggrommen.
'Als u me wilt spreken, kunt u gerust in de auto springen. Anders komt u maar mee naar mijn kantoor.' Hij reed de binnenplaats op terwijl de twee Gestapomannen snel aan weerszijden van het voertuig liepen. In zijn kantoor vroegen ze hem naar zijn relaties met Goeth, met de buit van Goeth. Ik heb hier inderdaad een paar koffers, zei hij. Die zijn van Herr Goeth. Hij heeft me gevraagd ze voor hem te bewaren tot hij werd vrijgelaten. De Gestapomannen vroegen ze te zien, en Oskar nam hen mee naar het appartement. Hij stelde Frau Schindler en de mannen van Bureau V vormelijk en koel aan elkaar voor. Toen haalde hij de koffers voor den dag en maakte ze open. Ze zaten vol met burgerkledij van Amon en met oude uniformen uit de tijd dat Amon een slanke SS-onderofficier was geweest. Toen de mannen ze doorzocht en niets gevonden hadden, verrichtten ze de arrestatie. Emilie werd nu agressief. Ze hadden niet het recht, zei ze, haar man mee te nemen als ze niet konden zeggen waarvoor. In Berlijn zullen ze hier niet gelukkig mee zijn, zei ze. Oskar raadde haar aan te zwijgen. Maar je zult wel mijn vriendin Klonowska moeten bellen, zei hij tegen haar, om mijn afspraken af te zeggen. Emilie begreep wat dat betekende. Klonowska zou haar telefonische trucje weer uithalen en met Martin Plathe in Breslau, met generaal Schindlers mensen, met alle hoge pieten bellen. Een der mannen van Bureau V haalde handboeien te voorschijn en deed ze Oskar om. Ze namen hem mee naar hun auto, reden hem naar het station van Zwittau en escorteerden hem per trein naar Krakau. Men krijgt de indruk dat deze arrestatie hem meer schrik inboezemde dan de twee vorige. Er zijn geen verhalen over SS-kolonels met liefdesverdriet die een cel met hem deelden en zijn wodka dronken. Naderhand heeft Oskar echter wel wat bijzonderheden genoteerd. Toen de mannen van Bureau V hem door de voorname, neoklassieke loggia van het centraalstation van Krakau escorteerden, kwam er een man genaamd Huth naar hen toe. Hij was burgeringenieur in Plaszów geweest. Tegenover Amon was hij altijd overgedienstig geweest, maar hij had de reputatie heimelijk veel aardigs te hebben gedaan. Het kan een toevallige ontmoeting zijn geweest, maar het doet wel vermoeden dat Huth en Klonowska hadden samengewerkt. Huth stond erop Oskar de geboeide hand te schudden. Een der mannen van Bureau V maakte bezwaar. 'Wilt u nou echt overal maar gevangenen handen gaan geven?' vroeg hij Huth. De ingenieur kwam direct met een toespraakje, een huldeblijk aan Oskar. Dit was de Herr Direktor Schindler, een in Krakau alom zeer gerespecteerd man, een belangrijk industrieel. 'Ik kan hem nooit als een gevangene beschouwen,' zei Huth. Wat die ontmoeting ook mocht hebben betekend, Oskar werd in een auto gezet en door de vertrouwde stad weer naar de Pomorskastraat gebracht. Ze zetten hem in een kamer zoals die waarin hij bij zijn eerste arrestatie was gestopt, een kamer met een bed en een stoel en een wastafel, maar met tralies voor het raam. Hij voelde zich er niet op zijn gemak, ook al gedroeg hij zich zo rustig als een beer. Toen ze hem in 1942 op de dag na zijn vierendertigste verjaardag hadden gearresteerd, was het gerucht dat er in de kelders van de Pomorska martelkamers waren angstaanjagend en onbestemd geweest. Nu was het niet onbestemd meer. Hij wist dat Bureau V hem zou martelen als ze Amon echt te pakken wilden nemen. Die avond kwam Huth bij hem op bezoek en bracht een blad met eten en een fles wijn mee. Huth had met Klonowska gesproken. Oskar zelf zou nooit duidelijk maken of Klonowska die 'toevallige ontmoeting' had gearrangeerd of niet. Hoe het ook zij, Huth vertelde hem nu dat Klonowska zijn oude vrienden aan het optrommelen was. De volgende dag werd hij ondervraagd door een panel van twaalf SS-onderzoekers, waarvan er één rechter bij het SS-gerechtshof was. Oskar ontkende dat hij geld had gegeven om te zorgen dat de commandant, in de woorden van het afschrift van Amons getuigenis, 'kalm aan met de joden zou doen'. Ik kan hem het geld wel als lening hebben gegeven, erkende Oskar op een bepaald ogenblik. Waarom zou u hem een lening geven? wilden ze weten. Ik leid een onmisbare oorlogsonderneming, zei Oskar, het oude liedje zingend. Mijn personeel bestaat uit geschoolde arbeidskrachten. Als ze worden gestoord betekent dat verlies voor mij, voor de Rüstungsinspektion, voor de oorlogsinspanning. Als ik ontdekte dat er bij de massa gevangenen in Plaszów een geschoolde arbeider zat van een categorie die ik nodig had, dan vroeg ik de Herr Kommandant natuurlijk om hem. Dan wilde ik hem snel hebben, dan wilde ik hem zonder ambtelijke poespas hebben. Mijn belangstelling gold de produktie, de waarde ervan voor mij, voor de Rüstungsinspektion. Met het oog op de hulp van de Herr Kommandant daarbij heb ik hem misschien weleens een lening gegeven. Deze verdediging hield enige ontrouw aan zijn oude gastheer Amon in. Maar Oskar zal niet hebben geaarzeld. Met ogen glanzend van oprechte openhartigheid, met zachte stem, met discrete nadruk liet Oskar - zonder het met zoveel woorden te zeggen - de onderzoekers weten dat het geld hem was afgeperst. Het maakte echter geen indruk op hen, en ze sloten hem weer op. Het verhoor ging een tweede, derde en vierde dag in. Niemand deed hem kwaad, maar ze waren onbuigzaam. Ten slotte moest hij iedere vriendschap met Amon loochenen. Dat kostte niet veel moeite, omdat hij hoe dan ook een hartgrondige afkeer van de man had. 'Ik ben geen mietje,' gromde hij de heren van Bureau V toe, terugvallend op geruchten die hij over Goeth en zijn jonge bedienden had vernomen. Amon zelf zou nooit begrijpen dat Oskar hem verachtte en bereid was Bureau V bij de strafzaak tegen hem te helpen. Amon verkeek zich altijd op vriendschappen. In sentimentele buien geloofde hij dat Mietek Femper en Helen Hirsch liefhebbende dienaren waren. De onderzoekers zullen hem wel niet hebben laten weten dat Oskar in de Pomorska zat, en zwijgend hebben toegehoord toen Amon hen aanspoorde: 'Roep mijn oude vriend Schindler er maar bij. Die zal wel voor me getuigen.' Wat Oskar bij zijn confrontatie met de onderzoekers hielp was dat hij niet veel echte zakelijke connecties met de man had gehad. Hij had Amon weliswaar bij tijden geadviseerd of contacten bezorgd, maar had nooit een aandeel in enige transactie gehad, nooit een zloty verdiend aan Amons verkoop van kamprantsoenen, van ringen uit de sieradenwerkplaats, van kleren uit het maatkledingbedrijf of meubilair uit de stoffeerderij. Het moet hem ook hebben geholpen dat zijn leugens zelfs voor politielui ontwapenend waren, en dat hij wanneer hij de waarheid sprak ronduit onweerstaanbaar was. Hij wekte nooit de indruk dankbaar te zijn dat hij werd geloofd. Toen bij voorbeeld de heren van Bureau V keken alsof ze althans een plaatsje zouden kunnen inruimen voor het idee dat de tachtigduizend Reichsmark een 'lening' was, een afgeperste som, vroeg Oskar hen of het geld uiteindelijk niet aan hem, aan Herr Direktor Schindler, de onberispelijke industrieel, kon worden geretourneerd. Een derde factor in het voordeel van Oskar was dat zijn geloofsbrieven in orde werden bevonden. Toen kolonel Erich Lange door Bureau V werd opgebeld, benadrukte hij Schindlers belang voor de oorlogsvoering. Süssmuth, in Troppau opgebeld, zei dat Oskars bedrijf zich bezighield met de produktie van 'geheime wapens'. Dat was, zoals we zullen zien, geen onwaarheid. Maar zo botweg gezegd, was het misleidend en had het een vertekend gewicht. Want de Führer had 'geheime wapens' beloofd. De uitdrukking zelf was charismatisch en verleende haar bescherming nu aan Oskar. Tegenover een uitdrukking als 'geheime wapens' telde geen confetti van protesten van de Zwittause burgerij. Maar zelfs Oskar had niet de indruk dat het met zijn gevangenschap de goede kant op ging. Zo op de vierde dag kwam een van zijn ondervragers bij hem op bezoek, niet om hem te verhoren maar om hem te bespuwen. Het speeksel liep met een straaltje over de linkerrevers van zijn pak. De man ging tegen hem tekeer en maakte hem uit voor jodenlikker, voor jodinnennaaier. Het was wel een afwijking van het merkwaardig wettische van de verhoren. Maar Oskar wist nog niet zo zeker of het niet gepland was, of het niet de ware beweegreden achter zijn gevangenschap voorstelde. Na een week stuurde Oskar via Huth en Klonowska een boodschap naar Oberführer Schemer. Bureau V oefende zo'n druk op hem uit, stond erin, dat hij niet geloofde dat hij het voormalige hoofd van politie nog veel langer kon beschermen. Schemer liet zijn oproerbestrijdingswerk (hij zou er weldra bij omkomen) liggen en was binnen een dag in Oskars cel. Het was schandalig wat ze deden, zei Schemer. En wat vindt u van Amon? vroeg Oskar, in de verwachting dat Scherner zou zeggen dat ook dat schandalig was. Die krijgt net wat hij verdient, zei Schemer. Het leek erop dat iedereen Amon in de steek liet. Maak je niet ongerust, zei Schemer voordat hij wegging, we zijn van plan je eruit te krijgen. Op de ochtend van de achtste dag lieten ze Oskar de straat opgaan. Oskar stelde zijn vertrek niet uit - noch verzocht hij ditmaal om vervoer. Het was genoeg dat hij op de koude stoep werd gezet. Hij reed per tram door Krakau heen en liep naar zijn oude fabriek in Zablocie. Daar waren nog een paar Poolse oppassers, en vanuit het kantoor boven belde hij naar Brinnlitz en vertelde Emilie dat hij vrij was. Mosje Bejski, tekenaar in Brinnlitz, herinnert zich de verwarring terwijl Oskar weg was - de geruchten, alle vragen over de betekenis van zijn afwezigheid. Maar Stern en Maurice Finder, Adam Garde en anderen hadden met Emilie overleg gepleegd over eten, over de werkindeling, over de aanschaf van bedden. Zij ontdekten als eersten dat Emilie niet zomaar een meeloopster was. Ze was geen gelukkige vrouw, en de arrestatie van Oskar door Bureau V vergrootte haar ongeluk nog. Het moet wel wreed hebben geleken dat de SS deze hereniging verstoorde nog voor ze goed en wel begonnen was. Maar het was Stern en de anderen duidelijk dat ze daar in dat kleine appartement op de begane grond niet alleen maar uit echtelijke plicht het huishouden deed. Er was ook wat je een ideologisch engagement zou kunnen noemen. Aan de muur van het appartement hing een afbeelding van Jezus met zichtbaar gemaakt en vlammend hart. Dezelfde plaat had Stern weleens in de huizen van Poolse katholieken gezien. Maar in geen van Oskars beide Krakause woningen had een dergelijke versiering gehangen. De Jezus met het zichtbare hart stelde niet altijd gerust wanneer je hem in Poolse keukens zag. Maar in Emilies appartement hing de afbeelding als een belofte, een persoonlijke belofte. Die van Emilie. Begin november kwam haar man per trein terug. Hij was ongeschoren en stonk door zijn gevangenschap. Hij was hoogst verbaasd te merken dat de vrouwen nog steeds in Auschwitz-Birkenau zaten.