Read De Kaart En Het Gebied Online
Authors: Michel Houellebecq
Toen Jed om tien voor halfacht terugkwam bij de galerie zag hij door de glazen puien zo'n vijftig mensen rondlopen in de vakken, tussen de doeken. Ze waren op tijd gekomen, dat was waarschijnlijk een goed teken. Marylin zag hem van ver en balde haar vuist triomfantelijk in zijn richting.
'We hebben beet,' zei ze toen hij haar had bereikt. 'En hoe.'
Inderdaad zag hij Franz een paar meter verderop in gesprek gewikkeld met Frangois Pinault, die werd geflankeerd door een beeldschone jonge vrouw, waarschijnlijk van Iraanse afkomst, de directieassistente van zijn kunstfonds. Zijn galeriehouder leek het zwaar te hebben, hij zwaaide onbeheerst met zijn armen, en even had Jed zin om hem te hulp te schieten, tot hij zich herinnerde wat hij altijd al had geweten en wat Marylin hem een paar dagen eerder nog maar eens expliciet had gezegd: hij was op zijn best als hij zijn mond hield.
'Dat is nog niet alles...' ging de pr-medewerkster verder. 'Zie je die figuur daar in het grijs?' Ze wees op een jongeman van een jaar of dertig, met een intelligent gezicht, uitzonderlijk goed gekleed, wiens pak, stropdas en overhemd een verfijnde waaier van lichte grijstinten vormden. Hij was blijven stilstaan voor
De journalist Jean-Pierre Pernaut die een redactievergadering leidt
, een relatief vroeg schilderij van Jed, het eerste waarop hij zijn onderwerp had afgebeeld in gezelschap van collega's. Het was, zo herinnerde hij zich, een bijzonder lastig schilderij geweest, de gezichtsuitdrukking van de medewerkers van Jean-Pierre Pernaut, die met een merkwaardige mengeling van verering en afkeer naar de aanwijzingen van hun charismatische chef luisterden, was niet makkelijk weer te geven geweest, hij had er bijna zes maanden over gedaan. Maar dat schilderij had hem bevrijd, meteen daarna was hij begonnen aan
De architect Jean-Pierre Martin treedt terug als directeur van zijn bedrijf,
en in feite aan al zijn grote composities met de wereld van het werk als kader.
'Die gast is de inkoper van Roman Abramovitsj voor Europa,' lichtte Marylin toe. 'Ik heb hem al eens in Londen en in Berlijn gezien, maar nog nooit in Parijs; nooit in een galerie voor hedendaagse kunst in elk geval.'
'Het is mooi als je op de avond van de vernissage meteen al een potentiële concurrentiesituatie hebt,' ging ze verder. 'Het is een klein wereldje, ze kennen elkaar, ze gaan nu schattingen maken, prijskaartjes bedenken. Daarvoor heb je natuurlijk minstens twee mensen nodig. En hier...' Om haar lippen krulde zich een charmante, schalkse glimlach, die haar op een piepjong meisje deed lijken, en die Jed verraste. 'Hier zijn er drie... Zie je die figuur daar voor het Bugatti-schilderij?' Ze wees op een oude man met een vermoeid, ietwat papperig gezicht en een grijs snorretje, gekleed in een zwart pak van slechte snit. 'Dat is Carlos Slim Helu. Mexicaan, van Libanese oorsprong. Ik weet het, hij ziet er niet uit; maar hij heeft een smak geld verdiend in de telecombusiness: volgens de schattingen is hij de op twee of drie na rijkste man ter wereld. En hij is verzamelaar...'
Wat Marylin aanduidde onder de naam 'Bugatti-schilderij' was in werkelijkheid
De ingenieur Ferdinand Piëch bezoekt de productiewerkplaatsen van Molsheim,
waarop inderdaad de Bugatti Veyron 16.4 stond afgebeeld, de snelste - en duurste - auto ter wereld. Met zijn zestiencilinder w-motor, goed voor een vermogen van 1001 pk, en zijn vier turbo's bereikte hij de 100 km/u in 2,5 seconden en haalde hij een maximale snelheid van 407 km/u. Geen enkele band op de markt was tegen dergelijke versnellingen bestand, en Michelin had voor deze auto speciale rubbers moeten ontwikkelen.
Slim Helu bleef minstens vijf minuten voor het schilderij staan en bewoog zich daarbij nauwelijks, alleen een paar centimeter naar voren of naar achteren. Hij had, merkte Jed op, de ideale afstand gekozen om een doek van dat formaat te bekijken; het was duidelijk een echte verzamelaar.
Toen draaide de Mexicaanse miljardair zich om en liep naar de uitgang; hij had niet gegroet en met niemand gesproken. In het voorbijgaan wierp Frangois Pinault hem een vinnige blik toe; tegen een dergelijke concurrent zou de Bretonse zakenman inderdaad niet op hebben gekund. Zonder hem een wederblik te gunnen stapte Slim Helu achter in een zwarte Mercedes-li-mousine die voor de galerie geparkeerd stond.
De gezant van Roman Abramovitsj liep op zijn beurt naar het 'Bugatti-schilderij' toe. Het was inderdaad een curieus werk. Een paar weken voordat hij eraan begon had Jed op de vlooienmarkt in Montreuil voor een belachelijk lage prijs - de prijs van oud papier, niet meer - dozen vol oude nummers van
Peking-Informatie
en
China in opbouw
gekocht, en in zijn behandeling had het schilderij iets weids en etherisch dat het in de buurt bracht van het socialistisch realisme op zijn Chinees. De v-vorm van de kleine groep ingenieurs en mecaniciens die Ferdinand Piëch op de voet volgde tijdens zijn bezoek aan de werkplaatsen deed sterk denken, zo zou een bijzonder strijdlustige en goed gedocumenteerde kunsthistoricus later noteren, aan die van een groep landbouwingenieurs en halfarme boeren die voorzitter Mao Zedong begeleidde op een aquarel waarvan een reproductie was opgenomen in nummer 122 van
China in opbouw,
getiteld
Voorwaarts met de geïr-rigeerde rijstgewassen in de provincie Hu Nan!
Het was overigens de enige keer, zoals andere kunsthistorici al veel eerder hadden opgemerkt, dat Jed zich aan de techniek van de aquarel had gewaagd. De ingenieur Ferdinand Piëch, die twee meter voorsprong had op de groep, leek eerder te zweven dan te lopen, alsof hij zich een paar centimeter boven de lichte kunstharsvloer verhief. In drie aluminium werkeenheden stonden Bugatti Veyron-onderstellen in verschillende stadia van voltooiing; op de achtergrond boden de volledig glazen wanden uitzicht op het panorama van de Vogezen. Door een curieus toeval, merkte Houellebecq in zijn catalogustekst op, bevonden het dorp Molsheim en het Vogezenlandschap eromheen zich al in het middelpunt van de foto's - Michelinkaart en satelliet - die Jed tien jaar eerder had uitgekozen om zijn eerste solotentoonstelling mee te openen.
Die eenvoudige opmerking, waarin de rationele of zelfs bekrompen Houellebecq zeker niet meer zag dan de vaststelling van een interessant maar anekdotisch feit, zou Patrick Kéchi-chian inspireren tot een vurig artikel, mystieker dan ooit: na ons een God te hebben getoond die samen met de mens aan de schepping van de wereld werkte, schreef hij, toonde de kunstenaar, die daarmee ten langen leste de vleeswording bereikte, ons nu een God die was nedergedaald tussen de mensen. De harmonie der hemelse sferen verruilend voor het aardse, was God heden 'zijn handen in de smeerolie komen steken' om middels zijn volle tegenwoordigheid eer te bewijzen aan de sacerdotale waardigheid van het werk van de mens. Zelf waarlijk mens en waarlijk God, was Hij de arbeidzame mensheid de offergave van zijn brandende liefde komen aanbieden. Hoe zou men, zo stelde hij met klem, in de handelwijze van de linker mecanicien, die zijn werkeenheid verlaat om de ingenieur Ferdinand Piëch te volgen, geen verwijzing kunnen zien naar Petrus die zijn netten in de steek laat om gehoor te geven aan de uitnodiging van Christus: 'Kom, voortaan zul je mensen vangen'? En hij ging zelfs zover om het ontbreken van een geheel voltooide Bugatti Veyron 16.4 te interpreteren als een allusie op het nieuwe Jeruzalem.
Het artikel werd geweigerd door
Le Monde
, omdat de chef kunst, Pépita Bourguignon, met ontslag had gedreigd als die 'kwezelachtige flauwekul' werd gepubliceerd; maar een maand later zou het in
Art Press
verschijnen.
'Hoe dan ook kan de pers ons in dit stadium niet zo veel meer bommen. Daar gebeurt het nu niet echt meer,' vatte Marylin aan het eind van de avond samen, toen Jed zijn bezorgdheid uitte over het feit dat Pépita Bourguignon opnieuw niet was gekomen.
.
Om een uur of tien 's avonds, toen de laatste genodigden weg waren en het personeel van de traiteur de tafellakens weer opvouwde, liet Franz zich neerploffen op een zachte plastic stoel bij de ingang van de galerie. 'Shit man, ik ben kapot...' zei hij. 'Totaal kapot.' Hij had zich volledig gegeven, aan iedereen die het maar mocht interesseren Jeds artistieke ontwikkeling en de geschiedenis van zijn galerie uiteengezet, hij had de hele avond aan één stuk door gepraat; Jed, daarentegen, had alleen af en toe met zijn hoofd geknikt.
'Kun je alsjeblieft een biertje voor me halen? In de koelkast van het magazijn.'
Jed kwam terug met een karton Stella Artois. Franz zette een flesje aan zijn mond en dronk het in één keer leeg, pas daarna nam hij weer het woord.
'Goed, nu hoeven we alleen nog maar af te wachten wat ze gaan bieden...' vatte hij samen. 'Over een week maken we de balans op.'
Toen Jed het voorplein van de Notre-Dame de la Gare op liep, begon er plotseling, als een waarschuwing, een ijskoude motregen te vallen, die na een paar seconden even snel weer ophield. Hij klom de paar treden op die naar de ingang leidden. De dubbele deuren stonden zoals altijd wijd open; de kerk leek verlaten. Hij aarzelde en draaide zich om. De Rue Jeanne-d'Arc liep omlaag naar de Boulevard Vincent-Auriol, herkenbaar aan de bovengrondse metro; in de verte was de koepel van het Panthéon te zien. De lucht was donker, matgrijs. Eigenlijk had hij God niet zo veel te zeggen; niet op dit moment.
De Place Nationale was verlaten, en door de bladerloze bomen waren de in elkaar grijpende blokken van deTolbiac-facul-teit te zien. Jed sloeg de Rue du Chateau-des-Rentiers in. Hij was te vroeg, maar Franz was er al, hij zat achter een glas rode tafelwijn, duidelijk niet het eerste. Door zijn roodgevlekte, ongeschoren gezicht leek het alsof hij al weken niet had geslapen.
'Goed,' vatte hij samen zodra Jed was gaan zitten. 'Op bijna alle schilderijen is nu een bod uitgebracht. Ik heb de prijs opgedreven, misschien kan ik nog wat hoger gaan zitten, maar voorlopig schommelen we gemiddeld rond de vijfhonderdduizend euro.'
'Sorry?'
'Je hebt het goed gehoord: vijfhonderdduizend euro.'
Franz speelde nerveus met de verwarde lokken van zijn witte haar; het was de eerste keer dat Jed die tic zag. Hij dronk zijn glas leeg en bestelde er meteen weer een.
'Als ik nu verkoop,' vervolgde hij, 'incasseren we dertig miljoen euro; ongeveer.'
Er viel weer een stilte in het café. Vlak bij hen zat een broodmagere oude man in een grijze overjas weg te dommelen achter zijn Picon-bière. Aan zijn voeten lag een kleine, dikke, wit-rode hond half te doezelen, in navolging van zijn baasje. Het begon weer zacht te regenen.
'Nou?' vroeg Franz na een minuut. 'Wat doe ik? Verkoop ik nu?'
'Wat je wilt.'
'Kolere man, hoezo nou wat ik wil! Snap je wel hoe veel geld dat is?' Hij schreeuwde haast, en de oude man vlak bij hen werd met een schok wakker; de hond krabbelde moeizaam overeind en gromde in hun richting.
'Vijftien miljoen euro... Vijftien miljoen euro de man...' vervolgde Franz zachter, maar met gesmoorde stem. 'En het lijkt wel of jij daar niet warm of koud van wordt...'
'Jawel, jawel, sorry,' antwoordde Jed snel. 'Ik kan het gewoon nog niet goed bevatten,' voegde hij er even later aan toe.
Franz keek hem aan met een mengeling van argwaan en ontmoediging. 'Goed, oké,' zei hij ten slotte. 'Ik ben Larry Gago-sian niet, ik heb de zenuwen niet voor dit soort dingen. Ik ga nu verkopen.'
.
'Je hebt vast gelijk,' zei Jed een flinke minuut later. Er was weer een stilte gevallen, waarin alleen het gesnurk van de hond klonk, die gerustgesteld weer was gaan liggen aan de voeten van zijn baasje.
'Raad eens...' hernam Franz. 'Raad eens welk schilderij het beste bod heeft gekregen.'
Jed dacht even na. 'Misschien Bill Gates en Steve Jobs...' opperde hij ten slotte.
'Precies. De prijs is opgelopen tot anderhalf miljoen. Via een Amerikaanse agent, die naar het schijnt in opdracht van Jobs zelf werkt.'
'Al heel lang...' vervolgde Franz op gespannen toon, bijna getergd, 'al heel lang wordt de kunstmarkt gedomineerd door de rijkste zakenlieden van de planeet. En voor het eerst hebben ze nu de kans om een schilderij te kopen dat niet alleen de uiterste voorhoede op kunstgebied vertegenwoordigt, maar waarop ze ook zelf staan afgebeeld. Ik heb een hele rits aanbiedingen gehad van zakenlui of industriëlen die wilden dat jij hun portret zou schilderen. We zijn weer terug bij de hofschilderkunst van het ancien régime... Nou ja, ik wil maar zeggen dat er op dit moment vraag, veel vraag naar je is. Ben je nog altijd van plan om Houellebecq zijn schilderij te geven?'
'Natuurlijk. Beloofd is beloofd.'
'Zoals je wilt. Het is een mooi cadeau. Een cadeau van zevenhonderdvijftigduizend euro... Maar hij verdient het. Zijn tekst heeft een belangrijke rol gespeeld. Door de nadruk te leggen op de methodische, theoretische kant van je aanpak heeft hij kunnen voorkomen dat je op één lijn werd gesteld met de nieuwe figuratieven, al die waardeloze prulschilders... De schilderijen heb ik natuurlijk niet in mijn entrepot in de Eure-et-Loir gehouden, ik heb kluizen gehuurd in een bank. Ik zal een machtiging voor je schrijven, dan kun je het portret van Houellebecq zelf ophalen wanneer je maar wil.'
.
'En ik heb ook bezoek gehad,' ging Franz na een nieuwe pauze verder. 'Een jonge Russische vrouw, ik neem aan dat je wel snapt wie.' Hij haalde een visitekaartje tevoorschijn en gaf het aan Jed. 'Een erg knappe jonge vrouw...'
Het begon te schemeren. Jed stopte het visitekaartje in een binnenzak van zijn jas en begon die aan te trekken.
'Wacht...' onderbrak Franz hem. 'Voordat je weggaat wil ik nog even checken of je de situatie wel helemaal begrijpt. Ik heb vijftig telefoontjes gehad van mannen die tot de rijkste mensen ter wereld behoren. Soms lieten ze een assistent bellen, maar meestal belden ze zelf. Allemaal willen ze graag dat jij hun portret schildert. Allemaal bieden ze je een miljoen euro-minimaal.'