Read De Kaart En Het Gebied Online
Authors: Michel Houellebecq
Hoewel hij over een uitgebreid assortiment objectieven beschikte, gebruikte hij bijna altijd een Schneider Apo-Sinar met als opmerkelijke eigenschap dat hij een maximale lensopening van 1,9 combineerde met een zoombereik van 1200 mm klein-beeldequivalent. Aan de keus van zijn onderwerp 'ging geen vooropgezette strategie vooraf', verzekert hij de journaliste meermalen; hij 'volgde gewoon de impuls van het moment'. In elk geval gebruikte hij vrijwel altijd een zeer lange brandpuntsafstand, zich nu eens richtend op een beukentak die in de wind heen en weer bewoog, dan weer op een graspol, de top van een bosje brandnetels of een doorweekt randje rulle grond tussen twee plassen. Als hij het beeld had ingesteld, sloot hij de voeding van de camcorder op de sigarettenaansteker van zijn auto aan, startte de opname en ging lopend terug naar huis, waarna hij de motor urenlang liet draaien, soms zelfs de hele rest van de dag en de daaropvolgende nacht - de capaciteit van de harddisk zou voldoende zijn geweest voor bijna een week filmen zonder onderbreking.
Antwoorden waarin de geïnterviewde zich beroept op 'de impuls van het moment' zijn nogal teleurstellend voor een algemeen informatieblad, en dit keer probeert de jonge journaliste er wat meer over te weten te komen: het kan toch niet anders, oppert ze, dan dat wat je op een bepaalde dag hebt gefilmd, be-invloedt wat je de dagen erna zult filmen. Absoluut niet, houdt Martin vol: op het moment dat hij 's ochtends wegreed in zijn auto wist hij niet wat hij wilde vastleggen; elke dag was voor hem een nieuwe dag. En die periode van totale onzekerheid zou, zo benadrukt hij, bijna tien jaar duren.
Hij behandelde de verkregen beelden daarna volgens een methode die hoofdzakelijk op montage neerkwam, ook al betrof het een heel speciale vorm van montage, waarbij hij uit een shot van in totaal drie uur soms maar een paar filmbeeldjes gebruikte; maar het is wel degelijk door middel van montage dat hij de illusie weet te bereiken van die bewegende plantaardige structuren, lenig als roofdieren, tegelijk vredig en meedogenloos, die in de westerse kunst zonder enige twijfel de meest geslaagde poging vormen om de wereld voor te stellen vanuit plantaardig perspectief.
.
Jed Martin 'was vergeten', dat beweert hij tenminste, wat hem ertoe had gebracht om na tien jaar louter planten filmen opnieuw industriële voorwerpen te gaan weergeven: eerst een mobiele telefoon, toen een computertoetsenbord, een bureaulamp, allerlei andere voorwerpen, aanvankelijk heel divers, tot hij zich na verloop van tijd vrijwel uitsluitend nog op voorwerpen met elektronische componenten richtte. Zijn indrukwekkendste beelden zijn ongetwijfeld nog altijd die van afgedankte computermoederborden, gefilmd zonder enige schaalaanduiding, die aan vreemde futuristische burchten doen denken. Hij filmde die voorwerpen in zijn kelder tegen een neutraal grijze achtergrond, die onzichtbaar zou zijn nadat de beelden in de video's waren opgenomen. Om het ontbindingsproces te versnellen besproeide hij ze met verdund zwavelzuur, dat hij in grote flessen kocht - een preparaat, verduidelijkte hij, dat normaal gesproken voor het verdelgen van onkruid werd gebruikt. Vervolgens paste hij ook daar montage toe, door er een paar filmbeeldjes uit te lichten op grote afstand van elkaar; dat levert iets heel anders op dan simpelweg versneld afdraaien, omdat het afbraakproces zo niet geleidelijk is, maar trapsgewijs plaatsvindt, met abrupte schokken.
.
Na vijftien jaar filmen en monteren beschikte hij over ongeveer drieduizend tamelijk vreemde modules van gemiddeld drie minuten; maar daarna ontwikkelde zijn werk zich pas echt, toen hij op zoek ging naar dubbelbeeldsoftware. Dubbelbeeld was vooral in de begintijd van de stomme film een veelgebruikt procédé, dat inmiddels echter nauwelijks meer werd toegepast, door professionele cineasten noch door amateurvideasten, zelfs wanneer ze werkzaam waren binnen het artistieke domein; omdat het resultaat zo overduidelijk onrealistisch was, werd het beschouwd als een ouderwets, gedateerd special effect. Maar na een aantal dagen te hebben gezocht, vond hij uiteindelijk toch een eenvoudige
freeware
dubbelbeeldcomposer. Hij nam contact op met de maker, die in Illinois woonde, en vroeg hem of hij tegen betaling een vollediger versie van zijn programma voor hem zou willen ontwikkelen. Ze werden het eens over de voorwaarden, en een paar maanden later had Jed Martin het exclusieve gebruiksrecht over een tamelijk unieke tooi, die op de markt geen enkel equivalent had. Hij was gebaseerd op een vergelijkbaar principe als de filters in Photoshop, en bood de mogelijkheid om maximaal zesennegentig videosporen over elkaar heen te laten lopen en voor elk afzonderlijk spoor de helderheid, de verzadiging en het contrast te regelen, waarbij je ze ook geleidelijk naar de voorgrond kon laten komen of in de diepte van het beeld kon laten oplossen. Met dat programma kon hij die lange, bedwelmende sequenties maken waarin het lijkt of de industriële voorwerpen langzaam verdrinken, geleidelijk overspoeld door steeds meer plantaardige lagen. Soms heb je de indruk dat ze zich verzetten, dat ze weer aan de oppervlakte proberen te komen; vervolgens worden ze meegesleurd door een golf van gras en bladeren en gaan ze weer onder in het plantaardige magma, terwijl achter hun uiteenvallende omhulsel de microprocessoren, batterijen en geheugenkaarten zichtbaar worden.
.
Jeds gezondheid ging achteruit, hij kon alleen nog melkproducten en zoetigheid eten, en begon te vermoeden dat hij net als zijn vader zou worden geveld door kanker aan het spijsverteringskanaal. Onderzoeken in het ziekenhuis van Limo-ges bevestigden die prognose, maar hij weigerde zich onder behandeling te stellen, een radio- of andere zware therapie te ondergaan, en beperkte zich tot het innemen van palliatieve geneesmiddelen ter verzachting van de pijn, die vooral 's avonds bijzonder hevig was, en forse doses slaapmiddelen. Hij stelde zijn testament op, waarin hij zijn vermogen naliet aan verschillende verenigingen voor dierenbescherming.
Rond dezelfde tijd begon hij foto's te filmen van alle mensen die hij had gekend: Geneviève, Olga, Franz, Michel Houellebecq, zijn vader, andere mensen ook, in feite iedereen van wie hij een foto had. Hij maakte ze vast op een waterdicht, neutraal grijs doek dat op een metalen frame was gespannen, en filmde ze vlak voor zijn huis, waarbij hij dit keer het natuurlijke afbraakproces zijn werk liet doen. Onderworpen aan de afwisseling van regen en zonlicht trokken de foto's krom, verrotten op sommige plaatsen en vielen toen in stukken uiteen; binnen een paar weken waren ze volledig vernietigd. Merkwaardiger was dat hij ook speelgoedpoppetjes aanschafte, schematische voorstellingen van mensen, die hij aan hetzelfde procédé onderwierp. De poppetjes boden meer weerstand, en om de ontbinding te versnellen moest hij opnieuw een beroep doen op zijn grote flessen zuur. Hij nam nu uitsluitend vloeibare voeding tot zich, en een verpleegster kwam hem elke avond een morfine-injectie geven. Maar 's ochtends ging het beter met hem, en tot op de laatste dag kon hij minstens twee, drie uur werken.
.
Zo kwam voor Jed Martin het moment om
afscheid te nemen
van een bestaan waaraan hij zich nooit helemaal had overgegeven. Beelden uit het verleden verschenen voor zijn geestesoog, en hoewel zijn seksleven niets uitzonderlijks had gehad, waren het vreemd genoeg vooral beelden van vrouwen. Geneviève, de lieve Geneviève, en de ongelukkige Olga achtervolgden hem in zijn dromen. Hij moest zelfs terugdenken aan MartheTaillefer, die hem de begeerte had leren kennen op een balkon in Port-Grimaud, toen ze haar Lejaby-bh had losgemaakt en haar boezem had ontbloot. Zij was vijftien, hij dertien. Diezelfde avond had hij zich afgetrokken in de toiletten van de dienstwoning die zijn vader ter beschikking was gesteld om toezicht te houden op de bouw, en het had hem verbaasd dat hij zo veel genot had gevoeld. Andere herinneringen aan soepele borsten, lenige tongen en nauwe vagina's kwamen bij hem boven. Kom, hij had geen slecht leven gehad.
.
Zo'n dertig jaar eerder (en dat is de enige niet zuiver technische informatie die hij in het
Art
Pms-interview geeft) had Jed een reis naar het Ruhrgebied gemaakt, waar een grote overzichtstentoonstelling van zijn werk zou worden georganiseerd. Van Duisburg tot Dortmund en van Bochum tot Gelsenkirchen waren de meeste oude staalfabrieken omgebouwd tot expositiehallen, toneelzalen, concertruimten, en tegelijk probeerden de plaatselijke autoriteiten een
industrieel toerisme
op gang te brengen door middel van een reconstructie van het arbeidersleven aan het begin van de twintigste eeuw. Inderdaad leek de hele streek, met zijn hoogovens, zijn slakkenbergen, zijn afgedankte spoorwegen vol wegroestende goederenwagons en zijn rijen keurige, allemaal eendere arbeidershuisjes, soms met moestuintjes erbij, op een bewaarplaats van het beginnende industriële tijdperk in Europa. Jed was destijds onder de indruk geweest van de dreigende dichtheid van de bossen die de fabrieken omringden, amper een eeuw nadat ze de poorten hadden gesloten. Alleen fabrieken die konden worden aangepast aan hun nieuwe culturele roeping waren gerenoveerd, de andere vervielen langzaam tot ruïnes. Die industriële kolossen, waarin zich vroeger het leeuwendeel van de Duitse productiecapaciteit concentreerde, waren nu verroest, half ingestort, en de planten koloniseerden de vroegere werkplaatsen, drongen zich langzaam tussen de bouwvallen, die ze geleidelijk aan overwoekerden met een ondoordringbare jungle.
.
Het werk dat de laatste levensjaren van Jed Martin in beslag nam kan zodoende worden gelezen - dat is de meest voor de hand liggende interpretatie - als een nostalgische bespiegeling over het eind van het industriële tijdperk in Europa, en meer in het algemeen over de vergankelijke, voorbijgaande aard van alle menselijke bedrijvigheid. Die interpretatie kan evenwel niet het onbehagen verklaren dat ons bevangt bij het zien van die aandoenlijke Playmobil-poppetjes, verdwaald in een abstracte, onmetelijke futuristische stad die zelf verbrokkelt en vergaat, tot hij geleidelijk uiteen lijkt te vallen in de plantaardige onmetelijkheid, die zich uitstrekt zover het oog reikt. En evenmin het gevoel van diepe verlatenheid dat zich van ons meester maakt wanneer we de afbeeldingen van de mensen die Jed Martin op zijn aardse pad hadden vergezeld, zien verweren, verrotten en aan flarden gaan, waarbij ze zich in de laatste video's lijken te willen opwerpen tot symbool van de algehele vernietiging van de menselijke soort. Ze zinken weg, lijken nog even tegen te stribbelen, en worden dan gesmoord door de over elkaar schuivende plantenlagen. Daarna komt alles tot rust, er is alleen nog gras dat wuift in de wind. De triomf van de vegetatie is volledig.
Ik hoef doorgaans niemand te bedanken, want ik doe vrij weinig research, heel weinig zelfs in vergelijking met een Amerikaanse schrijver. Maar nu was ik geïmponeerd en geïntrigeerd door het werk van de politie en leek het me nodig om wat beter beslagen ten ijs te komen.
Ik heb dit keer dus het genoegen om mijn uitgeefster Teresa Cremisi te bedanken, die de noodzakelijke stappen heeft gezet, alsook kabinetschef Henry Moreau en politiecommandant Pierre Dieppois, die me vriendelijk hebben ontvangen op de Quai des Orfèvres en bijzonder nuttige details over hun moeilijke beroep hebben verstrekt.
Het spreekt vanzelf dat ik de vrijheid heb genomen om de feiten te veranderen, en dat de geuite meningen geheel voor rekening komen van de personages die ze uiten; kortom, dat we ons binnen het kader van een roman bevinden.
Achter in de vorige vier romans van Michel Houellebecq stond een verklarende lijst van bekende Franse namen die de Nederlandse lezer waarschijnlijk weinig zeiden. Tegenwoordig kan de lezer op internet alle informatie vinden die hij nodig heeft, vandaar dat ik in 2008, bij de geheel herziene uitgave van
Elementaire deeltjes,
heb besloten de namenlijst voortaan achterwege te laten. Ter compensatie zijn veel bekend veronderstelde feitjes in de vertaling discreet geëxpliciteerd.
Graag wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om de volgende personen te bedanken voor hun terminologische, stilistische en/of morele bijstand bij het maken van deze vertaling: Natalie Ariën, Henrik Ba-rends, Rokus Hofstede, Nelleke Huson, Evelyn Jansen, Erik Lieshout, Ellis van Midden, Peter Nijssen, Marieken Verheyen, Henja Vlaardin-gerbroek, en vooral Silvia, Nathalie en Lisa. Zonder hen zou dit boek niet zijn wat het is.
Meer informatie over deze vertaling en over Michel Houellebecq is te vinden op
www.hofhaan.nl/houellebecq
.