De kale witpak duwde zijn vuist in de lucht. ‘Strike!’
Ik keek naar de paardenstaart. Ze noteerde punten op het scoreformulier en schonk geen aandacht aan mij. Graaien. Terugtrekken.
‘Seven, jij bent,’ riep de kale witpak.
Van schrik liet ik de portemonnee bijna uit mijn handen schieten. Wat nu? Ik moest dat ding kwijt, maar ik kon hem niet meer ongezien in mijn rechterkontzak verstoppen zoals ik had gewild. Terugleggen? Nee, er was te weinig tijd voor een tweede poging. Vóór het bestellen van de drankjes moest hij verdwenen zijn. Tenzij de kale zou verliezen, maar ik kon nu eenmaal niet in de toekomst kijken. Met mijn platte hand duwde ik de portemonnee zo stevig mogelijk tegen mijn bovenbeen. Opstaan. Voorzichtig.
‘Hup, slome.’ De kale sloeg met zijn rechtervuist in zijn
geopende linkerhand. ‘Laat maar eens zien of jij het beter kunt.’
Stijfjes liep ik langs de plantenbak met zijn oerwoud van bladeren. Het was een gok maar ik had geen andere keus. Loslaten. ‘Even mijn veter strikken.’ Ik zette mijn voet op de rand van de bak. Pfff, de portemonnee was niet naast maar ín de plantenbak gevallen. Nog een duwtje met mijn vinger, toen lag hij perfect gecamoufleerd tussen het groen. ‘Oké.’ Zo nonchalant mogelijk pakte ik een bowlingbal van de band, zakte door mijn knieën en gooide.
Ik behaalde de laagste score, de kale witpak de hoogste. ‘Seven moet de drankjes halen,’ zei de paardenstaart plagerig.
Als dat zou kunnen!
De kale witpak grinnikte. ‘Die arme jongen heeft geen geld.’
Ik dacht aan zíjn portemonnee in míjn broekzak. Hij moest eens weten.
‘Maar hij kan me wel helpen met dragen.’ De paardenstaart pakte haar tas en duwde me voor zich uit naar het cafégedeelte.
Nog maar één witpak te gaan…
De barman zette twee glazen bier en één glas cola op bierviltjes en noemde het bedrag.
De paardenstaart zocht in haar tas. ‘Ik weet toch zeker…’
‘Portemonnee thuis laten liggen, mevrouw?’
‘Nee, nee. Ik moet hem verloren hebben, of…’ Ze zocht nu koortsachtig als een schatgraver, met steeds roder wordende wangen.
‘Er zijn nog meer klanten, mevrouw. Heeft uw zoon niet toevallig geld bij zich?’
Goed zo. Nu hoefde ik hem alleen nog in te koppen.
‘Ik haal pa’s portemonnee wel even,’ zei ik en ik ging ervandoor.
‘Maar…’
Ik stak mijn hand op. ‘Zo terug.’
Het kostte heel veel moeite om in een normaal tempo het café uit te lopen. Mijn benen wilden rennen. Bij de deur keek ik nog even om. Zelfs hiervandaan kon ik de twijfel op het gezicht van de paardenstaart zien. Ik bofte met de barman. Hij stond met over elkaar geslagen armen bij zijn drankjes te wachten, zo demonstratief dat de paardenstaart niet achter me aan durfde te gaan. Ik zwaaide nog een keer om haar gerust te stellen en verdween richting bowlingbanen. Een schijnbeweging. Zodra ze me niet meer kon zien sloop ik langs de plantenbakken naar de ontvangstruimte.
Het meisje was bezig met een paar klanten. Ik opende vliegensvlug het kluisje. Een paar bowlingschoenen, meer zat er niet in. Ik haalde ze eruit en zette het notebook rechtop tegen de achterwand. Schoenen er weer in. De lege stick ertussen. Ik deed het kluisje dicht en stopte het sleuteltje terug in mijn zak. Zeven seconden, hooguit.
Nu het voicemailbericht nog. Tussen de kluisjes en de
kapstokken hing een ouderwetse munttelefoon. Ik haalde wat kleingeld uit de portemonnee van de kale witpak, pakte de hoorn van de haak en gooide een muntje in de gleuf. Met mijn tanden trok ik mijn mouw omhoog zodat ik het telefoonnummer op mijn arm kon lezen. Intoetsen.
Louis en ik hadden lang nagedacht over de tekst die ik zou inspreken. Als mijn vluchtpoging mislukte, zouden de witpakken het mobieltje vinden en het voicemailbericht afluisteren. Dus mocht ik niets over Rocky’s en het notebook verklappen. Ook was het niet verstandig om mijn naam te zeggen. Dan zouden ze willen weten waarom ik die nooit vergeten was. Lukte mijn vluchtpoging wel, dan was het belangrijk dat ik niet naar de politie ging. Ik wilde niet nog een keer in de verraderlijke handen van Jones vallen.
‘…na de piep,’ klonk een vrouwenstem in de hoorn.
Eindelijk! Voor mijn gevoel waren er al minuten verstreken.
‘Wat er ook gebeurt, bel in geen geval de politie.’ Ik hing op en snelwandelde naar bowlingbaan vier.
Gelukkig, de kale witpak stond ontspannen in zijn eentje te bowlen. ‘Waar is mijn biertje? En waar blijft Viv?’
‘Ze is haar portemonnee kwijt.’ Ik boog me over het jasje, deed alsof ik iets zocht, en schoof intussen de portemonnee terug in de binnenzak. ‘Of jij zolang kunt betalen.’ Nog steeds met mijn rug naar hem toe speurde ik de vloer af en viste en passant de groene portemonnee van de paardenstaart uit de plantenbak. ‘Gevonden.’
Hij had zijn bowlingbal teruggelegd. ‘Ik loop wel even mee.’
Ik hoorde al aan zijn toon dat Viv ervan langs ging krijgen.
3
Ik was er klaar voor. De eerstvolgende keer dat ik weer met verlof mocht, zou ik proberen te vluchten. Ik kon bijna niet meer wachten en dat was te merken. Mijn vingers trommelden, mijn billen schoven en mijn voeten wipten. Het was alsof er geen spieren maar springveren in mijn lijf zaten.
‘Doe nou eens rustig,’ fluisterde Louis toen we tijdens het luchten zoals altijd op de rugleuning van de bank zaten.
‘Ik heb Steve al een paar keer raar naar je zien kijken.’
‘Sinds hij gechipt is, kijkt hij altijd raar.’ Ik keek naar de witpakken. ‘En dat komt allemaal door dat stelletje rotzakken. Wat zal ik lachen als de rollen straks zijn omgedraaid. Zodra ik de stick bij de pers heb afgeleverd, komen wij vrij en worden zij opgesloten.’
‘Sam?’ De stem van Louis klonk ineens afgeknepen. Alsof er een strak elastiek om zijn keel zat. ‘Ik bedenk net iets. Als jij op de vlucht slaat, wordt jouw geheugen gewist. Maar dat van mij niet. De witpakken zouden op het
idee kunnen komen om je kamergenoot te ondervragen.’ De zon brandde genadeloos, maar ik had het gevoel alsof ik onder een ijskoude douche stond. Waarom had ik daar niet eerder aan gedacht? Ik had mijn kop moeten houden over het notebook en de stick. En al helemaal over het kluisje bij Rocky’s. Ik kon Louis niet vertrouwen, hoe graag ik ook wilde. Tegen de druk van de signalen in de microchip was hij niet opgewassen. Hij zou alles kunnen opbiechten en dan was alles voor niets geweest. Tenzij…
Ik staarde naar het alarmkoord om de hals van de witpak. ‘Doe het vanavond maar meteen,’ zei Louis hees.
De laatste dagen in de instelling voelde ik me verschrikkelijk eenzaam. Ik durfde haast niet meer met Louis te praten, uit angst dat ik per ongeluk toch weer iets zou verraden en opnieuw een deel van zijn geheugen moest wissen. Technisch gezien was het minder lastig dan ik had verwacht. Ik drukte gewoon op het knopje van het alarmkoord en vertelde wat hij moest vergeten. Maar gevoelsmatig was het afschuwelijk geweest, bijna alsof ik een stukje van hem had vermoord.
Het was ook geen pretje om de hele dag met een rugzak vol geheime spullen rond te zeulen, maar ik had geen keus. Het was te veel bagage om op mijn lijf of in mijn broekzakken te vervoeren. Louis had een flesje water voor me achterovergedrukt zodat ik tijdens mijn vlucht niet van de dorst zou omkomen. De foto en de bestellijst moesten natuurlijk mee. Het rolletje bankbiljetten en het
mobieltje met het voicemailbericht dat me straks naar Rocky’s zou kunnen leiden. Mijn baseballcap, ter voorkoming van een zonnesteek. Het sleuteltje van het kluisje had ik in het zijvak gestopt, half in de voering gedrukt, zodat het bij een vluchtige inspectie niet meteen zou opvallen. Want daar was ik voortdurend bang voor. Dat de witpakken toch weer ineens op het idee zouden komen om onze tassen te controleren.
Mijn angst bleek ongegrond.
Ik werd uit de klas gehaald door een mannelijke witpak, die me naar de kamer van mij en Louis bracht. ‘Lang weekend met verlof, dit keer. Je hebt drie minuten om te pakken.’
Een meerdaagse opdracht! Het kon niet beter – ik hoefde niet allerlei smoezen te verzinnen om mijn rugzak mee te mogen nemen, met alle risico’s van dien.
Ik haalde mijn sportkleren uit de rugzak. De aanwijzingen en het geld liet ik zitten. Pyjama erbovenop, tandenborstel en tandpasta, schoon ondergoed.
De deur ging open. ‘Klaar?’
Ik stapte de gang in. Voor mijn gevoel was het een kooi met tijgers.
We reden met het spionnenbusje naar een villawijk, waar ik gedwongen werd mijn opdracht van de vorige keer af te maken. Na enkele uren lukte het me om in de mailbox van de president te komen en alle berichten te kopiëren. De mannelijke witpak kroop weer achter het stuur. Ik
bleef alleen met de blonde vrouw achterin zitten. Ze was minder spraakzaam dan de paardenstaart. We toerden een poosje rond en stopten toen weer. Ze pleegde een telefoontje en niet veel later klopte er iemand twee keer lang en één keer kort op het portier.
‘Alfa zes?’ vroeg ze voordat ze opendeed.
Ik nam aan dat het een codenaam was. De man die binnenkwam, droeg een hoed en een koffer. Hij nam de gekopieerde berichten mee. ‘Ik geef een seintje zodra ik klaar ben.’
We reden weer verder, naar een parkeerplaats. Daar mocht ik weer voorin gaan zitten en werden de afgelopen uren met het alarmkoord uit mijn geheugen gewist.
‘Zullen we Italiaans eten vanavond?’ vroeg de vrouwelijke witpak. ‘Dan mag jij kiezen wat we daarna gaan doen.’
In ieder geval niet naar Rocky’s. Ik wilde de witpakken zo ver mogelijk van het notebook en de stick vandaan houden. Ze mochten eens op ideeën komen.
‘Naar de film,’ zei ik.
We parkeerden op het terrein achter Cinematic. Ik greep naar het hengsel van mijn rugzak.
‘Die ga je toch niet meenemen?’ zei de mannelijke witpak. ‘Alleen mietjes en vrouwen kunnen niet zonder hun make-upspulletjes.’ Hij was de enige die lachte.
Mijn hersens maakten overuren. Zonder rugzak kon ik niet weglopen. Zonder de bestellijst en het mobieltje zou ik het notebook en de stick nooit meer terugvinden. Zonder de foto zou ik niet meer weten waar de boys gevangen
zaten. Ik moest iets bedenken waardoor de witpakken geen argwaan zouden krijgen. Denken áls een witpak. Gehoorzamen.
‘Pas altijd goed op je spullen,’ zei ik met een monotone stem. ‘Behandel ze netjes en laat ze nooit zomaar rondslingeren. Ze zijn eigendom van de instelling en van de groep.’
De mannelijke witpak zuchtte. ‘Hou maar op, nu weten we het wel. Neem je kostbare tasje maar mee.’ Toen keek hij zijn vrouwelijke collega even aan en fluisterde: ‘Die chip maakt een stelletje freaks van ze, soms slaan ze wel erg ver door.’
Ik koos voor de nieuwste film van Steven Spielberg. Bij de kassa stond een lange rij.
‘Haal jij kaartjes, dan zorgen Seven en ik voor popcorn,’ zei de vrouwelijke witpak tegen de mannelijke.
We staken de hal over en koersten naar de afdeling lekkernijen. IJs, suikerspinnen, lolly’s en chocoladeharten lagen op hun allervoordeligst uitgestald. Elke snoepgoedsoort – net als Sneeuwwitje – in een eigen glazen kast. De popcornmachine asemde een misselijkmakende warme lucht uit. Mijn zenuwen waren tot het uiterste gespannen. Niet te lang wachten. Met maar één lijfwacht naast me maakte ik twee keer zo veel kans.
‘Zout of zoet?’ vroeg de verkoopster. Ze droeg een belachelijk roze kroontje, alsof ze een jarige kleuter was.
‘Zoet.’ Ik draaide mijn hoofd naar links. Daar was ook nog een zij-ingang. Er kwam een groepje jonge vrouwen
binnen. Eentje was verkleed als elfje. Een vrijgezellenfeestje, vermoedde ik.
‘En ook nog een beker zoute popcorn, extra large,’ zei de witpak.
Als je besteld had, kon je niet zomaar weglopen. Bij Rocky’s werkte het ook.
Ik wees met mijn duim. ‘Ben even naar de wc.’
De witpak keek lichtelijk wanhopig. ‘Maar…’
‘Zo terug.’ Ditmaal gunde ik me niet de tijd om nog om te kijken of geruststellend te zwaaien. Ik glipte langs de elf en haar vriendinnen en duwde de zijdeur open. Toen stond ik in de buitenlucht en snoof de geur van de vrijheid op. Lopen!
Mijn voetstappen weerkaatsten tegen de huizen. Ik liep zo snel als ik durfde, maar niet zo snel dat het opviel. Hoe lang zou het duren voordat de witpakken wisten waar ik was? Hoeveel tijd had ik voordat ze de standaardprocedure zouden toepassen en mijn geheugen zouden wissen? Was er een kansje dat ik weg kon komen? Dat het ze niet zou interesseren of ik gevonden werd – als ik me niets meer herinnerde, kon ik ook niets verraden. Maar dat kon ik dus wel! Ik tastte naar mijn rugzak vol spullen, mijn reddingsboei. Ik voelde me goed, ik voelde me sterk. Ik sloeg links af, een stillere straat in. Het gebeurde ter hoogte van een tuin met een smeedijzeren hek. Dat gevoel. Alsof er iemand met een tractor over mijn hoofd reed. En toen wist ik niets meer.
4
Toen ik weer bijkwam, lag ik op een brancard in de vergaderzaal met de koffiezetautomaat. Er stonden verschillende witpakken om me heen. Ook die twee van het mislukte filmavondje. Niet dat ik me ze kon herinneren. Ik wist sowieso niets meer. Mijn plan om te ontsnappen, CooperationX, het notebook en de stick, alles was in een diepe put weggezonken alsof het nooit had bestaan.
Jones stampte door de ruimte. ‘Dit is al de derde keer dat een van de boys probeert weg te komen. Het wordt tijd dat jullie je taak serieus nemen. Seven kan als afschrikeffect dienen, laat de andere boys maar eens zien wat er in zulke gevallen met ze gebeurt.’
De jongens werden gehaald en marcheerden de zaal in. Louis begon spontaan te janken toen hij me zag. Ik vroeg me af waarom, want ik herkende hem niet.
‘Hou op,’ snauwde Jones.
Louis klemde zijn lippen op elkaar, maar de tranen bleven over zijn wangen rollen. Jones liep langs de rij met
jongens als een officier die zijn troepen inspecteert en hield intussen met snijdende stem een toespraakje. ‘Wij doen alles voor jullie. En dan nog is er af en toe een boy die denkt het beter te weten. Hoe kunnen we jullie beschermen tegen de uitwassen van de maatschappij als jullie niet meewerken? Wij hebben het beste met jullie voor. Maar als jullie je kansen niet grijpen en tegen ons ingaan, zit er voor ons niets anders op dan jullie te straffen. Kijk nou naar Boy Seven. Hij mocht met verlof, steeds vaker. We beloonden zijn gedrag met bowlen, etentjes en films, maar dat was voor meneer nog niet goed genoeg. Hij wilde zijn straf niet onder ogen zien, zijn tijd niet uitzitten, niet bijleren maar weglopen. Het enige wat hij geprobeerd heeft, is de instelling in diskrediet brengen, en dat na alles wat wij voor hem hebben gedaan. En moet je hem hier nu zien liggen. Een wrak. Hij is terug bij af, simpelweg omdat hij niet met ons mee wilde bouwen aan een nieuwe toekomst.’