Ik keek op mijn horloge. Hoeveel tijd had ik nog voor het gebouw zou ontploffen?
DEEL 4:
H
OE
S
AM
OP
DE
VERLATEN
GRASVLAKTE
KWAM
De waarheid van de kat hoort men van de muizen
(Henry Ford)
1
Mijn besluit stond vast. De tijd was rijp om het notebook en de usb-sticks ergens buiten de instelling te verbergen. Daarna zou ik ontsnappen, de spullen ophalen – of láten ophalen, aangezien ik zelf een traceerbaar flikkerend stipje was – en vervolgens openbaar maken. Nou ja, dat ging ik in ieder geval proberen. Mocht het mislukken, dan zou iemand anders hopelijk het bewijsmateriaal vinden en ons alsnog uit de klauwen van de Cooperation kunnen redden.
De memorecorder liet ik verder aan Louis over. In plaats daarvan schoof ik elke ochtend het notebook tussen mijn broeksband en drapeerde er mijn blouse overheen. De tweede stick – waar niets op stond en die alleen bedoeld was om de witpakken af te leiden – kreeg een plekje in mijn broekzak. Het was behoorlijk enerverend om de hele dag met die geheime spullen rond te sjouwen. Ik moest opletten dat niemand ze zag en dat ik niets verloor. Maar ik durfde ze ook niet in mijn rugzak
te stoppen. Straks hing hij weer ergens ver weg aan een kapstok als de witpakken me voor een opdracht kwamen halen.
Dat alle boys inmiddels een chip droegen, bleek ook voordelen te hebben. De witpakken waren veel minder alert dan daarvoor. De kamercontroles bleven achterwege en ook fouilleren was er nauwelijks meer bij. Ze dachten dat we getemd waren, dat ze ons helemaal onder controle hadden.
Foutje!
Tijdens wiskunde werd ik uit de les gehaald. Geflankeerd door twee witpakken liep ik naar de glazen uitgang. Bij elke stap voelde ik het notebook langs mijn huid schuren.
Gewoon doen. Niets laten merken.
Maar toen we op de parkeerplaats kwamen, verscheen er een bewaker met hond om de hoek van het gebouw. Zijn neus was scherp, zijn ogen priemend. Het leek alsof hij dwars door me heen keek. De stick brandde haast een gat in mijn broekzak. Ik slikte. Als hij maar niet ging vragen of ik soms iets te verbergen had. Het was onnodig om me aan de leugendetector te leggen; het zweet op mijn kop gaf al antwoord genoeg.
‘Middag,’ zei de bewaker. Daarna salueerde hij en ging door met zijn ronde.
Ik hapte naar lucht alsof ik net dertig meter onder water had gezwommen.
We reden met het busje naar een stille straat in een buitenwijk. Het was het spionnenbusje met het computerlab achterin. Daar kreeg ik mijn nieuwe opdracht te horen: inbreken op de privécomputer van de president. Ze wilden de mail die hij ontvangen had controleren.
‘Dat kun je niet maken,’ zei ik. ‘De president is niet zomaar iemand.’
‘Precies.’ De vrouwelijke witpak keek haar mannelijke collega even aan. ‘We moeten toch weten of onze grote leider niet chantabel is.’
‘Of wordt.’ De mannelijke witpak grinnikte.
Ik vermoedde dat ze van plan waren zelf iets in de mail te veranderen. Iets waarmee CooperationX de president zou kunnen afpersen.
‘Alleen maar lezen?’ vroeg ik. ‘Of moeten de berichten ook nog bewerkt kunnen worden?’
‘Je leert snel.’ De vrouw hield het alarmkoord klaar. ‘Doe dat laatste maar.’
Ik dacht aan de namenlijst die Louis en ik naar de stick hadden gekopieerd. De vice-president had er ook bij gestaan. Wilden de witpakken de huidige president soms tot aftreden dwingen zodat de vice-president zijn functie over kon nemen? Ik voelde het bloed uit mijn hersens trekken. Dan kreeg de Cooperation nog meer macht! Straks zouden ze over heel Amerika regeren. De hele wereld.
Zo ver kwam het die avond gelukkig nog lang niet – cracken is een stuk lastiger dan het in films lijkt, zeker bij zwaar beveiligde programma’s zoals dat van de president.
Na het eerste voorbereidende werk werd mijn geheugen gewist en gingen we een hamburger eten bij Mandy’s.
Mandy’s had iets van een steriele operatiekamer. We zaten op kunststof rode stoelen aan een kunststof tafeltje tussen glimmend geboende tegelmuren. Het langwerpige blad waarop plastic roerstokjes, bestek, servetten, zakjes zout en suiker waren uitgestald, was al even clean. Nergens in de ruimte waren kastjes, hoekjes of andere mysterieuze plekjes om wat dan ook te verbergen. Er was niet eens een ballenbad, alleen een clown in een kanariegele broek die ballonnen uitdeelde. Als je naar de wc wilde, moest je bij de kassa eerst de sleutel vragen. Nee, Mandy’s was niet de plaats waar ik met een gerust hart mijn notebook kon achterlaten.
De witpak – die met de paardenstaart en een voorliefde voor bowlen – stuurde erop aan dat we daarna naar Rocky’s gingen. Ik liet me graag overhalen. Rocky’s was verre van clean en had verschillende ruimtes, wat mijn kansen om een geschikte bergplaats te vinden groter maakte. Er waren een ontvangsthal met een balie, een zaal met verschillende bowlingbanen en daarachter een cafégedeelte. Het plafond was daar nauwelijks te zien omdat het vol hing met spiegelende discoballen en zilveren slingers.
We huurden schoenen bij de balie en wachtten daarna bij de cirkelvormige bar op onze beurt. De krukken eromheen
hadden hun beste tijd gehad – uit het rode nepleer piepten gele plukken. Terwijl de witpakken van hun drankjes nipten, keek ik zo onopvallend mogelijk rond. Waar kon ik het notebook en de stick laten? Het moest een plaats zijn die niet meteen in het oog sprong, maar hij mocht ook weer niet zo onzichtbaar zijn dat ik hem nooit meer zou kunnen terugvinden.
De vrouwelijke witpak had radarogen. ‘Is er iets?’
Straks verried ik mezelf nog!
‘De hamburger is niet zo goed gevallen,’ antwoordde ik.
‘Even naar de wc.’
Daar kon ik rustig nadenken.
De mannelijke witpak stond wat geërgerd op. ‘Schiet op dan.’
Het licht in de ontvangsthal was oogverblindend. We kwamen langs de kluisjes die door vaste klanten gehuurd werden om hun bowlingspullen in te bewaren. Fanatiekelingen en professionals die hun eigen bowlingschoenen en soms ook hun eigen bowlingbal hadden aangeschaft, maar deze niet de hele tijd mee naar huis wilden slepen.
Bij de balie legde een kalende man een sleuteltje neer. ‘Tot over een maand,’ zei hij tegen het meisje dat vanavond hielp.
‘We zullen goed op uw spullen passen.’ Ze lachte met heel veel tandvlees. ‘Veel plezier in Italië.’
‘Bedankt, Lulu. Dat zal wel lukken.’ De man verdween.
Ik gluurde naar het sleuteltje als een ekster naar een diamant. Nummer eenendertig. Liet die stomme witpak me maar in mijn eentje naar de wc gaan. Zolang hij in mijn
nek stond te hijgen, kon ik het wel vergeten. Hij volgde me tot in de wc-ruimte. Ik liet vandaag de urinoirs links liggen en nam de normale wc.
‘Wacht.’ De witpak controleerde de ruimte op ontsnappingsmogelijkheden.
Die bleken nihil, er was niet eens een raampje.
Hij knikte. ‘Oké.’
Ik ging in mijn eentje naar binnen. De enig mogelijke verstopplek was de spoelbak, maar dan had ik een plastic zak nodig. En tape om de zaak waterdicht te maken. Een verzopen notebook met uitgelopen inkt was onleesbaar. En dan had ik het nog niet eens over de verprutste usb-sticks. Nee, die hele wc was een idee van niks. Bovendien zat dat nummer eenendertig als een spijker in mijn hoofd en overschaduwde alle andere mogelijkheden. Het was té volmaakt. De eigenaar bleef een maand weg, wat mij voldoende tijd en kansen gaf om het notebook terug te vinden voordat hij weer in zijn kluisje moest zijn. Mocht het me om de een of andere reden toch niet lukken, dan had ik altijd nog de zekerheid dat die man de spullen zou vinden als hij uit Italië terugkwam. En misschien nog wel het mooist van alles: als de witpakken mijn geheugen zouden wissen, had ik toch nóg een aanknopingspunt. Het sleuteltje! Klein en fijn en veel gemakkelijker te verbergen dan een notebook. Viel het in verkeerde handen, dan zouden de witpakken eerst nog maar uit moeten zien te vinden welk slot erbij hoorde.
‘Waar blijf je?’ vroeg de witpak. ‘We zijn al drie minuten aan de beurt.’
‘Sorry, krampen.’ Ik maakte een paar onsmakelijke geluiden, trok door en deed de deur open.
‘Dat gaat allemaal van onze tijd af.’ Hij liep haastig voor me uit, de balie voorbij.
Ik kon het bijna niet geloven. Lulu had de balie even verlaten. Dit was mijn geluksavond. Het bord waaraan de sleutels van de kluisjes hingen was onbemand! Ik hoefde nummertje eenendertig er alleen maar tussenuit te pikken.
De witpak draaide zich om. ‘Kom op nou.’
Ik liet het sleuteltje in mijn zak glijden. ‘Jaja.’ In gedachten maakte ik een paar danspassen.
Het leek wel alsof de witpak het voelde. De rest van de avond bleef hij als een waakhond naast me staan, waardoor het niet lukte om het notebook en de stick in het kluisje te leggen.
2
‘Bij Rocky’s?’ vroeg Louis.
We zaten op het bovenste stapelbed. Ik had de complete inhoud uit onze geheime bergplaats gehaald en tussen ons in gelegd.
Ik knikte. ‘Zodra ik de kans krijg. In dat kluisje ligt het absoluut veilig.’
‘En hoe ga je dat onthouden?’ Louis had zijn benen opgetrokken en liet het brandende staaflampje op zijn knie rusten. ‘Als het je lukt om te ontsnappen, wissen ze je totale geheugen. Dan weet je dus ook niet meer waar de stick en het notebook liggen.’
‘Daar kom ik heus wel weer achter. Gewoon een kwestie van het sleuteltje overal uitproberen.’ Ik gooide het omhoog en ving het weer op in mijn hand. ‘Net zo lang tot ik het goede kluisje vind.’
Hij keek me aan alsof ik iets heel doms had gezegd. ‘Weet je wel hoeveel kluisjes er alleen al in Flatstaff zijn? Dat wordt uitproberen tot je een ons weegt.’
‘Niet álle kluisjes,’ zei ik om mezelf moed in te praten. ‘Alleen die met het cijfer eenendertig.’
‘En misschien begin je je zoektocht straks wel ergens in Denver of Boston,’ hield Louis vol. ‘Weet jij veel.’
Ik zuchtte. ‘Niet als we mijn ontsnapping goed voorbereiden. Dat sleuteltje is een aanknopingspunt. En zo ga ik nog veel meer voorwerpen meenemen die me straks helpen om het notebook en de stick terug te vinden.’ Ik viste het papier van de Pizza Hut uit het hoopje op ons bed. ‘Jouw bestellijst is aanwijzing nummer twee. Het adres dat erop staat is in Flatstaff, dus is het ook logisch dat ik daar als eerste ga zoeken en niet in Denver.’ Ik legde hem bij het sleuteltje naast me en pakte de foto die ik uit het lijstje in de vergaderruimte had gesnaaid. ‘Aanwijzing drie: het grote, grijze gebouw. Dus ik weet jou en de andere boys altijd te vinden.’
Louis keek al wat minder somber. ‘Vergeet het geld niet.’ Hij mikte het rolletje bankbiljetten bij de rest. ‘Geen aanwijzing maar wel verrekte handig.’
‘Eens even kijken, wat hebben we nog meer?’ riep ik.
Hij schoot in de lach. ‘Je lijkt wel een quizmaster. U hebt gewonnen…’
‘…een haarspeld.’ Ik stak hem in Louis’ kroeshaar. ‘Niet echt nuttig voor iemand zonder inbrekerscapaciteiten.’ Ik pakte het deurpasje. ‘Alleen geschikt voor intern gebruik. Weg ermee.’
Louis ving het op. ‘De memorecorder. Onze trouwe geheugensteun!’
‘Inderdaad!’ riep ik uitgelaten. ‘Ik kan een boodschap
inspreken dat ik de spullen bij Rocky’s moet ophalen.’ ‘Handig voor de witpakken als ze je snappen.’ Louis lachte niet meer vrolijk maar schamper. ‘Je verstopt het notebook en de stick expres van tevoren en dan ga je ze alsnog via de memorecorder vertellen waar alles ligt.’
Wat was ik toch een sukkel! Ik kon niet meer doen alsof het een spelletje was. Louis had gelijk. Ik moest er rekening mee houden dat mijn vluchtpoging ook kon mislukken. ‘Geen memorecorder dus.’
Louis gaf me ineens een knoertharde dreun tegen mijn schouder. ‘Maar wel…’
‘Hallo.’ Ik wreef over de pijnlijke plek.
‘Precies, hallo!’ Hij pakte zijn mobieltje en hield het tegen zijn oor. ‘Spreek ik met Sam Waters? Ik heb hier aanwijzing vier.’
De mailbox van de president was blijkbaar een hot item. De volgende dag werd ik alweer opgehaald en in het spionnenbusje gedropt. Niet dat mijn pogingen enig resultaat hadden. Ik kon me onvoldoende concentreren. Mijn gedachten waren bij het notebook en de sticks, bij het sleuteltje in mijn zak en het 06-nummer van Louis’ mobiel, dat ik op de binnenkant van mijn arm had geschreven. Nou ja, eigenlijk was het niet Louis’ eigen mobiel, hij had het van een toerist gejat en het telefoonboekje verwijderd.
Ik bad in stilte dat zijn plan zou werken. De witpakken naar Rocky’s dirigeren zou niet veel problemen opleveren, de paardenstaart had dienst en die was zo ongeveer
verslaafd aan bowlen. De moeilijkheid kwam daarna pas. Zou het me lukken om mijn bewakers af te schudden zodat ik even alleen in de ontvangstruimte met de balie kon zijn?
De uren in het busje werden uit mijn geheugen gewist. We haalden broodjes bij Subway – ik kreeg met heel veel moeite een half exemplaar door mijn keel geperst – en reden toen door naar Rocky’s.
De vijftien bowlingbanen lagen verscholen achter even zoveel plantenbakken. Wij kregen baan vier. De paardenstaart zette haar tas op het bankje. Haar kale collega legde zijn jasje ernaast en rolde de mouwen van zijn overhemd op. We verwisselden onze schoenen en begonnen met het spel.
Mijn bal rolde herhaaldelijk door de goot. De witpakken scoorden om en om een strike.
‘Ik zou wel een biertje lusten,’ zei de kale na een kwartiertje. Onder zijn oksels zaten vochtkringen en ook over zijn rug liep een zweetstreep. Uitslover.
‘Mijn idee,’ zei de paardenstaart. ‘Wie in de volgende ronde de minste punten haalt, trakteert.’
Ik juichte in stilte. De witpakken hielden wel vaker van dit soort wedstrijdjes en dat was precies waar Louis op gerekend had.
Eén witpak te slim af zijn moest lukken.
Ik ging op het bankje zitten, zogenaamd om op mijn beurt te wachten. Nog een stukje doorschuiven. Dat was
ver genoeg, het jasje raakte mijn been. Ik keek heel geïnteresseerd naar het scorebord, terwijl ik mijn vingers over de donkerblauwe stof liet wandelden. Kraag omslaan. Bingo. De binnenzak lachte me toe. Het was in minder dan een seconde gepiept. Hand uitsteken, buit binnenhalen. Ik duwde de leren portemonnee van de kale witpak in mijn linkerbroekzak.
Daarna was de tas aan de beurt. Ook dat had ik met Louis op onze kamer geoefend, maar dan met mijn rugzak. Die van de paardenstaart was voorzien van een magnetische kliksluiting. Handig voor tasjesdieven. Alweer mazzel, haar portemonnee lag bovenop. Het was een groene met een rits.