Authors: James Ellison
'Wat zijn je plannen, man?' vroeg hij. 'Watje leven betreft, bedoel ik. Ga je je hele leven lang dat spul verkopen? Dat is het leven van een loser.'
Raouls blik vestigde zich op Junior. 'Wat had je in gedachten?'
'Geld. Veel geld. Interesse?'
'Ik pijp geen kerels, man. Geen seksgedoe. Vergeet het maar.' Junior wendde zijn blik af van het verkeer en keek Raoul ver-bluft aan. En toen begon hij hardop te lachen. 'Zo ben ik niet,' zei hij. 'Ik ga voor de meiden, en verder niets. Hoe dan ook, ik heb het over bakken met geld.' 'Hoe groot zijn die bakken dan wel?' 'Daar kom ik zo nog op terug.' Junior aarzelde even en zei toen: 'Je hebt in de bak gezeten, hè?' Het was een gok, maar hij wist zeker dat hij het bij het rechte eind had. 'Ja. Driejaar, verdomme. Nooit meer, man.'
"t Is een hard leven, in de gevangenis, hè?' 'Klote.' Hij keek Junior met nauwverholen haat aan. 'Jongens zoals jij houden het nooit vol. Je kunt maar beter nooit in moeilijkheden komen.'
'Ik zoek ook geen moeilijkheden,' zei Junior. 'Deze klus is safe. Ik zal je er iets over vertellen, oké?' Raoul luisterde aandachtig en stelde vragen. Hij was niet zo dom als Junior had gedacht. Sterker nog, zijn snelheid van begrip deed Junior weifelen. Hij wilde niet dat die kerel té slim was; er waren vragen waar hij liever geen antwoord op wilde geven. Er waren geheimen die geheim moesten blijven. Hij had interesse in een sterke arm, niet in een sterke geest. 'Je hebt nog niets gezegd over de opbrengst,' zei Raoul. 'Dat wilde ik maar tot het laatst bewaren,' zei Junior met een grijns. 'Wat dacht je van honderdduizend dollar? Voor één nachtje werk.'
Raoul keek hem met half dichtgeknepen ogen indringend aan. 'Honderdduizend dollar, dat klinkt heel goed.' Na een korte stilte voegde hij eraan toe: 'Dat betekent dat er waarschijnlijk een fikse buit ligt...'
Misschien wel te slim, dacht Junior. Ik zal hem goed in de ga-ten moeten houden. 'Doe je mee?' vroeg hij. 'Ik moet er even over nadenken.'
'Daar is geen tijd voor, man. Ik wil nu een antwoord hebben.' Dit was het moment voor het verkoopverhaal dat hij had voorbereid. 'Vat dit niet verkeerd op, Raoul, maar hoe vaak zul jij nog de kans krijgen om snel honderd ruggen te verdie-nen? Je kunt ophouden met dope verkopen vanuit een of an-der klotewijnhuis. Een beetje reizen. Een lekker leven leiden. Ik bied je een grote kans, hoor.'
Hij reed in stilte verder, wachtend op het antwoord waarvan hij zeker was dat het zou komen. 'Ik doe mee,' zei Raoul uiteindelijk.
Junior had altijd geweten dat kennis macht was. Hij zag het als zijn taak om informatie te verzamelen over zijn pionnen zodat hij, indien nodig, die informatie tegen hen kon gebrui-ken. Maar Junior had deze nieuwe pionnen, Burnham en Raoul, onderschat. Ze weigerden gewoonweg om naar hem te luisteren en bleven de dingen maar op hun eigen manier doen. Hij voelde dat de leiding hem van twee kanten uit zijn handen getrokken werd, en nu had hij ook nog eens die stomme brandwonden op zijn armen en borst. Ze deden gruwelijk veel pijn. Hij had zijn hoofd niet bij die pijp moeten houden. Dat was stom; dat was het soort acties waardoor ze hem niet meer serieus namen. Hij voelde dat zijn overwicht hem uit de handen glipte en hij wist niet hoe hij het terug moest krijgen.
Toen hij zalf op zijn brandwonden had gesmeerd en was op-gehouden met jammeren, nam Raoul hem terzijde. 'We moe-ten praten, man,' zei hij tegen hem. 'Beneden.' Burnham maakte aanstalten om hen te volgen, maar Raoul schudde zijn hoofd.
'Hier blijven, jij. Dit is iets tussen ons.' Burnham keek Junior even aan. 'Wacht hier maar, Frank. We zijn zo weer terug.' Raoul en Junior liepen naar beneden, en na een korte aarze-ling besloot Burnham hen te volgen. Het was duidelijk dat Raoul hem probeerde buiten te sluiten en dat kon hij niet toe-staan. Hij was nu te ver gekomen om zich nog terug te trek-ken, en als hij dit risico nam, dan was hij verdomme niet van plan zich zijn aandeel te laten ontfutselen door de een of an-dere tweederangscrimineel. Als hij en Raoul het moesten uit-vechten, het zij zo.
Halverwege de overloop draaide Raoul zich om naar Junior en prikte met een vinger in zijn borst. 'Het is nu allemaal anders,' zei hij tegen hem. 'Er gaat veel te veel fout. Eerlijk gezegd, Junior - en ik vind het niet leuk om dit te zeggen, man - ben je gewoon een prutser. Honderd ruggen is niet meer genoeg, bij lange na niet. Ik wil een gelijk deel van wat er ook daarbinnen ligt.'
Junior was niet in staat om hem tegen te spreken, noch men-taal noch lichamelijk. Telkens als hij ademhaalde, rook hij de stank van zijn eigen verschroeide haar en huid. Hij was dui-zelig en een golf van misselijkheid overspoelde hem. 'Prima. Prima, oké? Een gelijk deel, eenderde. Je hebt net een miljoen dollar verdiend. Je mama zal trots op je zijn.' Raoul bleef Junior met een vinger prikken. 'En hou de teugels van meneer de expert strak,' zei hij. 'Ik waarschuw je. Je zorgt maar datje dat trillende juffershondje onder controle houdt, want als jij denkt dat ik mijn helft van het geld wil kwijtraken omdat hij niet het lef heeft...' 'De helft?' Junior staarde hem met open mond aan. 'Zei je de helft? Ik heb je zeker verkeerd verstaan.' 'De helft,' zei Raoul.
'Vijf tellen geleden was het nog eenderde. Tegen de tijd dat ik deze zin heb afgemaakt, wil je zeker alles hebben.' 'Ik waarschuw je: die kerel is een probleem. En hij is jóuw probleem, man. Het was niet mijn idee om hem mee te ne-men.'
'Daar heb je gelijk in, Raoul. Het was niet jouw idee. Niets van dit alles was jouw idee. Het was mijn idee. Of ben je dat soms vergeten? Ik ben de liefhebbende kleinzoon die verdomme al die tijd met die ouwe heeft doorgebracht. Elk weekeinde, elk weekeinde was ik hier twee jaar geleden, in de zomer, om met hem te praten, om hem aan te kleden. Heb je ooit een stomazak moeten verwisselen? Weet je eigenlijk wel wat een stoma is, eikel? Heb je ook maar enig idee? Ik wed van niet. Dus hou verdomme je kop over wiens idee dit allemaal was.'
Raoul wuifde zijn woorden weg met een laatdunkend gebaar van zijn hand. 'Ben je klaar?' 'Nee. Nog niet. Ik ben verdomme nog niet eens begonnen. Onthoud dit goed, Raoul: ik ben degene aan wie die ouwe uiteindelijk heeft verteld dat er een brandkast in die kamer staat en wat er in die brandkast zit. Ik ben degene die de man heeft gevonden die hem gebouwd heeft. En ik ben degene die hem ertoe heeft overgehaald om hier in te breken. Ik heb dat geld verdiend, en ik ben verdomme niet van plan om jou mijn plan in gevaar te laten brengen omdat jij niet zo goed met andere mensen kunt omgaan. Is dat duidelijk?' 'Jawel hoor.'
'Je krijgt eenderde. Geen cent meer.' 'Dat zullen we nog wel zien.'
'Nee, dat zullen we niét nog wel zien. Ik heb je al een groter aandeel gegeven en daar moetje maar tevreden mee zijn.' 'Maar ik zal je nu vast één ding vertellen: als die klootzak me ook maar met een vinger aanraakt, mol ik hem.' Junior wist dat dat de waarheid was, en dat Raoul hem waarschijnlijk ook zou doodschieten als hij kwaad genoeg werd. Maar op dit moment moest hij voet bij stuk houden en dit uilskuiken laten zien dat hij niet bang voor hem was, en hij bad dat zijn stem minder beefde dan hij vanbinnen deed. 'Nog meer schoolpleingezeik datje nu nog even moet regelen?' daagde hij hem uit. 'Of kunnen we nu weer aan de slag?' 'Sla niet zo'n toon tegen me aan, eikel. Ik ram je kloten door je strot.'
'Hé, zal ik je eens wat vertellen, vriend? Je bent een waarde-loos drugdealertje. Je woont in een smerig krot in Harlem. Je bent een loser, man, dus kom niet aan met die Elmore Leo- nard-shit die je toevallig gehoord hebt, want die film heb ik ook gezien.'
Junior was trots op zichzelf. Hij was doodsbang voor Raoul, maar hij had voet bij stuk gehouden, en dit keer had die knul in elk geval ingebonden. Maar draai hem nietje rug toe, zei hij tegen zichzelf. Het gaat een lange nacht worden.
In de panic room keken Meg en Sarah toe terwijl de magere man met de dreadlocks en de man die verbrand was geraakt zich verplaatsten van de slaapkamermonitor naar de trapmo- nitor. Ze leken ruzie te hebben. Meg wenste stiekem dat ze hen zou kunnen horen, al was het maar om een zwakke plek te vinden die ze op de een of andere manier zou kunnen ge-bruiken. Als hun samenwerking op springen stond, zouden ze het misschien gewoon opgeven en weggaan. Meg vroeg zich af waarom de grote zwarte man er niet bij was. Zou hij de zwakke schakel zijn?
'Wacht eens even,' zei ze tegen haar dochter terwijl ze inge-spannen naar het scherm tuurde. Ze wist zeker dat ze gelijk had, maar om er helemaal zeker van te zijn bestudeerde ze het videoscherm nog een keer. Want de gedachte die nu bij haar opkwam was dat als er drie mannen in het huis waren, twee van hen op de trap stonden te ruziën en er verder nie-mand te zien was op de slaapkamermonitor, er dus nul kom-ma nul op wacht stonden voor de panic room. 'Wat? Wat is er?'
Meg besefte al snel dat de indringers slordig begonnen te worden. Misschien had de frustratie toegeslagen. Ze konden geen manier verzinnen om de panic room binnen te dringen, en daardoor groeide het ongeduld en ontstond er tweedracht in het team. Het was natuurlijk maar een theorie, dat realiseerde Meg zich wel, maar ze had het gevoel dat ze het er wel op kon wagen. Dit moment zou wel eens de enige kans kunnen zijn die ze zouden krijgen om contact op te nemen met de buitenwereld. Het was tijd om te handelen, en snel. 'Kijk eens naar het scherm,' zei Meg. Moeder en dochter gingen dicht tegen elkaar aan bij de monitor zitten en staarden
naar het beeld. 'De slaapkamer is leeg,' zei Meg. 'Zijn ze weg?'
'Twee van hen staan op de trap.' 'En mijn mobiele telefoon ligt vlak naast het bed...' Ze keken elkaar aan. Sarah nam haar hand in de hare. 'Doe het, mam! Je moet het proberen.' 'Maar waar is de derde man?' De zwarte man was de risicofactor. Hij bevond zich ergens buiten het bereik van de camera's. Waar was hij?
'Niet wachten. Kom op, mam. Dit is onze kans.' 'Maar waar is hij?'
Ze zochten verwoed op de monitors, in de hoop dat ze een glimp van hem zouden opvangen in een van de kamers of gangen.
'Ik weet het niet.'
'Op de wc misschien? Daar zijn geen camera's. Waar zou hij anders kunnen zijn?'
'De voorkamer. Er zijn plekken waar we hem niet kunnen zien.'
'Hij kan overal zijn, net buiten het bereik van de camera. Voor hetzelfde geld betrapt hij me voordat ik tien stappen van de deur ben. Het is een gok.'
Sarah kneep in haar hand. 'Ik weet het. Maar het lijkt erop dat we niet veel keus meer hebben.'
Meg haalde diep adem. Ze moest het doen, wat de gevolgen ook zouden zijn. Sarah leek zich nog goed staande te kunnen houden, maar hoe meer tijd ze in die kamer doorbrachten en hoe meer stress ze moesten verduren, hoe riskanter het zou worden. Haar dochters gestel zou het langzaam begeven en dichter en dichter bij de gevarenzone en een mogelijke aanval komen. Dat was de overweging die voor Meg de doorslag gaf. Het was nu of nooit: ze moest het risico nemen.
'Oké, ik ga een poging wagen,' zei ze tegen haar dochter.
'Maar luister naar me. Als ik niet terug kan komen voordat ze weer komen opdagen, doe je meteen die deur dicht, hoor je me?' 'Nee.'
'Luister naar me. Je moet die deur dichtdoen. Beloof het me.'
'Dat kan ik niet, mam.'
'Nou en of je dat kunt! Beloof het me!'
Langzaam haalde Sarah haar schouders op. 'Oké,' zei ze toen
maar. Natuurlijk zou ze haar moeder nooit alleen laten buiten
de kamer, overgeleverd aan de genade van die drie mannen,
maar als ze haar dat vertelde, zou ze nooit weggaan. 'Succes,
mam.' Ze slaagde erin om te glimlachen. 'We hebben wel
wat geluk verdiend, vind je niet?'
Precies op dat moment naderde de zwarte man de andere mannen op de trap, en hij leek erg boos. Meg en Sarah hadden geen idee wat er gezegd werd, maar de zwarte man stond met gebalde vuisten te gebaren en te wijzen naar de magere man met de dreadlocks. De kleine man stapte tussen hen in en nam duidelijk de rol van bemiddelaar op zich. 'Ze zijn nu allemaal bij elkaar daar beneden, mam. Ga nu!' 'Oké.' Meg kwam overeind. 'Op hoop van zegen dan maar...' Ze drukte op het knopje van de deur van de panic room en hij zwaaide langzaam open. 'Lopen, lopen, lopen!' riep Sarah uit. Meg rende op haar tenen door de kamer heen en liet zich naast het bed op de vloer glijden. Ze ging plat op haar buik liggen om onder het bed de telefoon te kunnen pakken. Ze had geen geluk: de telefoon was tot midden onder het bed doorgegleden. Ze had altijd een laag bed willen hebben, niet meer dan dertig centimeter van de grond, maar nu had ze spijt van haar aankoop. Het was de zoveelste beoordelingsfout. Onschuldige fouten misschien, maar desondanks vervloekte ze zichzelf erom. Omdat Sarah nog niet zo groot was, zou het voor haar een stuk gemakkelijker zijn geweest om bij de tele-foon te komen, maar het was te gevaarlijk. Meg was bereid het tegen de mannen op te nemen en zelfs om de dood onder ogen te zien, maar tot haar laatste ademtocht zou ze alles doen wat binnen haar macht lag om haar dochter te bescher-men.
Zwetend en happend naar adem slaagde ze erin om centime-ter voor centimeter dichter bij de telefoon te komen. Ze schopte met haar benen om er beter bij te kunnen, en bij één wanhopige uitval met haar linkerbeen bleef ze met haar enkel om het snoer van de lamp op het nachtkastje haken. De lamp viel met een klap op de grond. Ze wist zeker dat de mannen het lawaai gehoord hadden, maar ze was niet van plan om weg te gaan zonder die telefoon.
Nog een paar martelende centimeters vooruit en ze kon een vingernagel vasthaken in het hoesje rond het spreekgedeelte, dat gelukkig open was geklapt toen de telefoon eerder die avond gevallen was. En net toen ze hem te pakken had, riep Sarah: 'Mam! Schiet op!' Ze had zorgvuldig de monitor in de gaten gehouden en toegekeken hoe de mannen op de klap reageerden. Ze renden nu de trap op. 'Schiet nou op, schiet nou op!' gilde Sarah. Meg rolde onder het bed vandaan en schoot als een bezetene in de richting van de panic room. Ze dook door de deur op het moment dat Sarah op de rode knop drukte om hem te sluiten. De deur ging al dicht, maar Megs voet onderbrak de infrarode lichtstraal, waardoor hij weer openging-
'Doe hem dicht!' gilde ze naar haar dochter. Sarah drukte op-nieuw op de knop en de deur sloeg dicht, net op het moment dat de drie mannen de slaapkamer binnen kwamen stormen. Burnham ijsbeerde buiten zichzelf in een kringetje rond. Die vrouw is slim, dacht hij. Ze wilde iets. Iets wat belangrijk ge-noeg was om haar leven voor te wagen. Hij keek de kamer rond en zijn ogen vielen op de lege oplader van de mobiele