Boy 7 (7 page)

Read Boy 7 Online

Authors: Mirjam Mous

Tags: #roman, #Wierook22

BOOK: Boy 7
5.61Mb size Format: txt, pdf, ePub

‘Wil je een bepaald iemand spreken?’ vroeg de vrouw.

Ik luisterde amper. Mijn oren bleven gespitst op de achtergrondgeluiden. Inderdaad, gerommel. Als onweer dat vanuit de verte komt aanrollen.

‘Hallo?’

Sukkel, straks verbrak ze de verbinding nog.

‘Ja, hallo!’ zei ik. ‘Kunt u me zeggen waar u bent?’

‘Is dit een grap of zo?’

‘Nee, nee, echt niet.’ Ik kon de geluiden bijna vastpakken. Het antwoord lag op het puntje van mijn tong. ‘Ik wil alleen maar weten waar de telefoon staat.’ ‘Gewoon, bij de balie.’

Bij een balie kon je iets vragen. Een kamer boeken. Nee, nee, niet zevenendertig maar achtendertig. Of was het toch een kledingmaat? Of van schoenen, dat kon ook.

Weer luisterde ik ingespannen naar het aanrollende geluid. Het ging over in gerammel, alsof er iets omviel. Omviel!

Kortsluiting in mijn hoofd. Alle losse eindjes klikten aan elkaar. Het is bijna drie uur en dan zijn wij aan de beurt. Het was alsof ik onder stroom stond. Alles klopte!

‘Een bowlingbaan!’ schreeuwde ik in mijn mobieltje. ‘Goed geraden.’ Ze zweeg even. ‘Mafkees.’ En toen hing ze op.

Het duurde een paar minuten voordat ik genoeg gekalmeerd
was om op de laptop
BOWLINGBANEN FLATSTAFF
in te tikken. Twee adressen.
Big Lebowski
en
Rocky’s
.

Ik hoefde alleen nog de twee telefoonnummers met het door mij gebelde nummer te vergelijken.

De openbare telefoon was van Rocky’s. Daar had ik het voicemailbericht op mijn mobiel ingesproken!

De volgende ochtend leverden Lara en ik weer een lading cakes af. Tot mijn ongenoegen moesten we daarna tot twaalf uur wachten voordat Rocky’s openging.

‘Zullen we intussen de kluisjes bij de andere banken uitproberen?’ vroeg ze gretig, alsof het om háár adoptieouders ging.

We bezochten bank na bank, maar vingen weer overal bot. Ik was niet eens zo heel erg teleurgesteld, nu ik al mijn hoop op Rocky’s kon vestigen. We bestelden bij Taco Bell een taco voor mij en een burrito voor Lara en gingen op een muurtje in Lower Avenue zitten, tegenover de bowlingbaan. Zodra de deuren opengingen, zou ik naar binnen stormen.

‘Dat telefoongesprek,’ zei Lara. ‘Waarom deed je eigenlijk alsof het zomaar een raadseltje was?’

Ik had haar wijsgemaakt dat ik het telefoonnummer van Rocky’s op de adoptiepapieren was tegengekomen. Dat ik daarom was gaan bellen en dat het uiteindelijk een openbare telefoon bleek te zijn. Lara slikte het voor zoete koek, zoals ze ook de foto van het grijze gebouw en het mysterieuze sleuteltje zonder vragen had geaccepteerd.

Ik wist nog steeds niet zeker of ze werkelijk zo naïef was
of het spelletje alleen maar meespeelde. Na dat gedoe in de Pizza Hut durfde ik haar nog steeds niet te vertrouwen, dus had ik het voicemailbericht wijselijk verzwegen. Ik schokschouderde. ‘Alsof jij me alles vertelt.’

‘Wat wil je weten?’ Ze veegde een sliertje van haar wang.

‘Dat experiment van je ouders.’

Haar hand met de burrito bevroor in de lucht. ‘Wat weet jij van mijn ouders?’

‘Zo geheim is het toch niet? Iedereen kan op internet lezen dat het mislukt is.’

Ze zweeg even.

‘Na het fiasco zijn ze meteen naar Afrika vertrokken,’ zei ze toen somber.

‘Ja, dat dacht ik al.’

We aten zwijgend verder. Nou ja, ik at. Lara had blijkbaar niet zo veel trek meer en smeet de rest van haar burrito in de vuilnisbak.

Er verscheen een man achter de glazen deur van Rocky’s. Hij deed open en droeg een reclamebord naar de stoep.

ROCKY’S, VOOR AL UW KINDERPARTIJTJES
.

‘Ik ga,’ zei ik tegen Lara.

‘Oké.’ Ze stond meteen op en liep als een schaduw met me mee.

We staken de straat over. Ik had het gevoel dat ik geen taco maar een baksteen had gegeten. Nergens op rekenen, dacht ik, dan kan het ook niet tegenvallen. Maar iedere vezel in mijn lichaam was gespannen van verwachting toen we Rocky’s binnenstapten.

Aan de muur achter de balie was een hoge, open kast met vakken bevestigd. In ieder vakje stond een paar bowlingschoenen. En links van de balie… Ik ging er op een holletje naartoe. De openbare telefoon! Hier had ik gestaan toen ik naar mijn mobieltje belde! Ik tilde de hoorn van de haak en hield hem bij mijn oor. Nee, er kwamen geen speciale herinneringen naar boven.

In de ruimte naast de receptie ging muziek aan. Daar was de eigenaar dus. Zou ik hem vragen of hij me…

‘Boy!’ Lara legde haar hand op mijn mouw en wees. Tussen de kapstokken en de wc’s waren kluisjes!

Het sleuteltje was ineens priegelig in mijn opgewonden handen. Kluisje eenendertig. Ik wurmde het puntje in het slot.

Lara hipte van haar ene op haar andere been. ‘En? En?’ Een klikje.

‘Het past!’ Ik deed een schietgebedje, wenste antwoorden en bankbiljetten. Toen durfde ik het deurtje pas te openen. ‘Wat zit erin?’ Ze probeerde over mijn schouder mee te kijken.

‘Bowlingschoenen.’ Ik haalde ze uit het kluisje. ‘Hier, hou eens vast.’

‘Is dat alles?’ vroeg ze teleurgesteld.

Ik tuurde in het donkere gat. Geen bankbiljetten, maar…

‘Een usb-stick!’

Lara slaakte een kreet.

Wat zou erop staan? Mijn persoonlijke gegevens? Foto’s?

Zodra we weer bij Bobbie waren, zou ik Lara’s laptop lenen!
Ik stopte de stick in de linkerschoen en stak mijn arm opnieuw in het kluisje. Op de bodem lag niets meer. Ik tastte de wanden af, eerst de zijkanten en daarna helemaal achterin. Ja, daar stond iets! Een rechthoekig voorwerp, rechtop en plat tegen de wand gedrukt, alsof het eraan was vastgelijmd. Mijn vingers volgden de omtrekken. Een boek, vermoedde ik. Ik klapte het naar voren en trok het naar me toe. Het was fluorescerend blauw en op de kaft… Mijn notebook!

Maar dat zat toch in mijn rugzak? Of had ik…

In Wal-Mart lag het hele schap vol notebooks. Daarom had ik natuurlijk zonder aarzelen dat blauwe gekozen! In mijn onderbewustzijn wist ik dat ik al eerder zo’n ding had gekocht. En als mijn onderbewuste nog dingen wist, kon mijn geheugen nog…

Opgewonden draaide ik me om naar Lara.

Het voelde alsof iemand een mes tussen mijn ribben stak: ze haalde de usb-stick uit de bowlingschoen en liet hem in haar zak glijden!

Het denderde door mijn lijf: zie je wel, ze is toch niet te vertrouwen! Had ik de stick maar verzwegen en in mijn eigen zak gestopt.

Het notebook! Ik propte het razendsnel tussen mijn broeksband en liet mijn shirt eroverheen zakken. ‘Dat was het.’ Ik klapte het kluisje dicht en hield mijn hand op. ‘Mag ik dan nu mijn stick terug?’

Ze overhandigde me de bowlingschoenen.

‘De usb-stick in je broekzak,’ zei ik met op elkaar geklemde kaken.

Ze gaf geen krimp. ‘Waar heb je het over?’

Ik had haar het liefst aan haar haren door de receptieruimte gesleurd.

‘Je hebt hem eruit gehaald.’ Ik kantelde de linkerschoen en…

De stick zat er nog in!

‘Je doet raar.’ Ze liep van me weg en haalde haar mobieltje tevoorschijn.

Ik keek naar de stick, ik kneep er zelfs in om mezelf te overtuigen dat ik niet droomde. Hij was echt. Het waren mijn hersens die ik niet kon vertrouwen. Ik stelde me voor dat er een pac-man in mijn hoofd zat die alle herinneringen wegvrat. Misschien poepte hij een stofje uit waardoor ik ook nog ging hallucineren. Ik was rijp voor een dwangbuis.

‘Het spijt me,’ zei ik.

Ze stond bij de deur een sms-berichtje in te toetsen.

‘Ik dacht echt…’

‘Je moet niet zoveel denken.’ Ze drukte op verzenden en stopte haar telefoon weg.

DEEL 2:

H
ET NOTEBOOK
 

Ieders geheugen is zijn persoonlijke literatuur

(Aldous Huxley)

1

Lara toonde geen enkele interesse in de usb-stick. Misschien was ze nog gepikeerd of vond ze het geen aanlokkelijk idee om met een hallucinerende mafkees in één kamer te zitten – ik kon haar geen ongelijk geven – in ieder geval leende ze me haar laptop en verdween naar beneden. Ik was er niet rouwig om. Je wist nooit wat voor geheimen de stick zou onthullen. Als ik een misdadiger of krankjorum bleek, ontdekte ik dat liever in mijn eentje.

Ik zette de laptop op het bed en deed mijn rugzak af. Daarna trok ik het notebook uit mijn broeksband en haalde de stick uit mijn zak. Ik moest aan verjaardagen denken. Of beter gezegd: aan cadeautjes die je nog niet had uitgepakt. Nu maar hopen dat de inhoud me niet zou teleurstellen.

Met de kussens in mijn rug ging ik tegen het hoofdeinde zitten. Notebook of stick? Ik besloot met het eerste te beginnen.

Als jij mij bent en ik deze woorden teruglees, is mijn plan gelukt. Dan heb je het kluisje met dit notebook gevonden. Alles wat hierin staat is echt gebeurd. Het zou kunnen dat jij… ik dus, me dat niet meer kan herinneren. Daarom heb ik alles opgeschreven.

Als je iemand anders bent, is het misgegaan. Ik kan gevangen zijn of zelfs vermoord. Breng dit notebook en de usb-stick alsjeblieft naar de redactie van Time of een andere grote krant. Publicatie is de enige manier om ze te stoppen!

Dat stond op het schutblad. In míjn handschrift! Mijn plan – wat dat dan ook mocht zijn – was dus geslaagd. Ik had zelfs geweten dat ik mijn geheugen zou kunnen verliezen. Maar hoe dan? En wie waren die ‘ze’?

Met bevende vingers sloeg ik de bladzijde om.

Ze hebben mijn leven afgepakt. Eerst mijn kleren en toen mijn naam.

Ik zit hier met vijf andere jongens. Boys, zo spreken de witpakken ons aan als ze het tegen de hele groep hebben. En de groep is hier belangrijk. Ze willen niet dat we individuen met eigen gedachten en meningen en gevoelens zijn. Uniformiteit is het cement van onze organisatie, beweren ze. Daarom moeten we allemaal dezelfde kleding dragen en zijn we tot nummers gedegradeerd. Letterlijk.

Mij noemen ze Boy Seven of kortweg Seven.

Louis – een snelle, zwarte jongen met kroeshaar, die van de witpakken de naam Boy Six heeft gekregen – is mijn
kamergenoot. Hij heeft voor een pen gezorgd, zodat ik alles kan opschrijven.

Het is jammer dat ik niet ook nog een zaklamp heb; het streepje maneschijn dat door het getraliede raampje boven me naar binnen valt, geeft amper genoeg licht. Bij gebrek aan een stoel zit ik op mijn hoofdkussen op de koude vloer. Alles is hier kil en kaal – het enige meubilair bestaat uit een stapelbed en een kast, die ik allebei met Louis moet delen. In de hoek is een tegelmuurtje met daarachter een emmer voor als we ’s nachts moeten pissen. Overdag kun je gewoon naar de wc in de gang, maar na de avondzoemer gaan alle deuren op slot. Het is niet te hopen dat we ooit diarree krijgen.

De eerste nacht in deze kamer was de verschrikkelijkste van mijn leven. Ik lag in dat vreemde, harde bed en had me nog nooit zo bang en alleen gevoeld. Louis leek te slapen, want boven me was het stil. Ik wilde ook wel wegdoezelen en even alles vergeten, maar mijn kop was net een opgedraaide wekker die niet kon stoppen met rinkelen.

Ik dacht aan mijn eigen vertrouwde kamer thuis. Aan Kathy’s zeurderige stemmetje om de hoek van de deur als er weer eens een monster onder haar bed lag en ik met haar mee moest om hem weg te jagen. Aan mijn moeder die van haar avonddienst thuiskwam, haar verpleegsters-schoenen met de dikke rubberzolen uittrok en op haar pantykousen naar boven sloop om te controleren of alles oké was. Eenmaal gerustgesteld ging ze altijd weer net zo zachtjes naar beneden om in de woonkamer naar de late herhaling van
As the world turns
te gaan kijken. In gedachten
zag ik haar zitten, de diepe rimpel tussen haar wenkbrauwen, en heel even leek ze zo echt dat ik mijn hand uitstrekte om haar aan te raken…

Nu weet ik wat ze met ‘ziek van heimwee’ bedoelen. Ik verlangde zo erg naar huis dat ik als een klein kind begon te jammeren.

Toen stond Louis plotseling naast me en zei: ‘Schuif eens op.’

Normaal gesproken zou ik een gozer die bij mij in bed probeert te kruipen op zijn gezicht timmeren, maar Louis’ nabijheid was net genoeg om de ergste monsters weg te jagen. Hij heeft die nacht waarschijnlijk mijn leven gered.

Ik had een moeder en een zusje! Hoe zouden ze eruitzien?

Ik heb trouwens nog niet verteld waarom ik hier zit. In de eerste plaats omdat ze mijn moeder en mij erin hebben geluisd en in de tweede plaats omdat ik een zeldzaam stomme streek heb uitgehaald. Nou ja, een paar maal dezelfde zeldzame stomme streek, maar ik werd pas de derde keer gesnapt.

Ik ben nogal handig met computers, of zeg maar: geniaal. Het is begonnen met gamen, zoals zo veel lui doen die ik ken. Best geinig, hoor, maar op een gegeven moment gaan al die spelletjes op elkaar lijken. Toen ben ik overgestapt op topsport. Cracken dus, voor het geval je het nog niet doorhad. Het geeft een enorme kick als je door de beveiliging van een bank weet heen te breken of een netwerkje
platlegt. Ja, natuurlijk weet ik dat zoiets niet mag, maar dat was de helft van de lol. En ik bedoelde er niets kwaads mee. Iedere bank heeft wel een paar hackers in dienst die de hele dag proberen of ze door de beveiliging heen kunnen komen. Ik deed precies hetzelfde, alleen werd ik er niet voor betaald. Jammer genoeg.

Het was een eitje om toegang tot het computersysteem van onze school te krijgen. Meestal ben ik al tevreden als ik een crack heb gezet, maar deze keer kon ik het niet laten om even rond te neuzen. Ik bekeek wat privégegevens van leerkrachten – helaas zonder de sappige details waarop ik hoopte – en kwam al snel in het beoordelingssysteem terecht. Het leek ineens zo gemakkelijk. Ik had die ochtend een D voor geschiedenis gekregen. Als ik die in een B zou veranderen, werd mijn gemiddelde opgekrikt tot een voldoende. Eén keertje maar, dacht ik, dat kan heus geen kwaad. Dat was ook zo. Peters had niks in de smiezen, dus toen ik een week later voor aardrijkskunde een F haalde, heb ik die ook weer veranderd in een B. Geen haan die ernaar kraaide. De derde keer heb ik me iets te rijk gerekend en van een paar onvoldoendes een A voor excellent gemaakt en toen ging het mis. Ik moest bij de directeur komen, die me niet alleen schorste maar ook de politie inschakelde. Een lange vent met wallen als theezakjes onder zijn ogen kwam me ophalen. Hij stelde zich voor als Jones.

Jones! Ik had de neiging om keihard ‘pas op!’ te roepen. Net als het publiek bij een poppenkastvoorstelling, wanneer de boze wolf ineens achter Roodkapje opduikt.

Other books

The Informant by Susan Wilkins
Anne Barbour by Lord Glenravens Return
Beyond Temptation by Lisette Ashton
Balustrade by Mark Henry
The Limehouse Text by Will Thomas