Four Blondes (6 page)

Read Four Blondes Online

Authors: Candace Bushnell

BOOK: Four Blondes
2.45Mb size Format: txt, pdf, ePub

Redmon draaide het autoraampje naar beneden. 'Hé, B -'

Maar voordat hij zijn zin kon afmaken was Bill naar de auto gelopen en had zijn hoofd naar binnen gestoken. Het was een lange, aantrekkelijke man, met een stevige bos blonde krullen. 'Jezus, man, ben ik even blij dat je er bent. Ik kom er maar niet uit of het een goede of een slechte zaak is.'

'Wat is het probleem?'

'De feeks heeft weer een van haar buien.'

Janey stapte uit de auto. Ze droeg een strak lycra topje met een split tot halverwege haar navel - dat zo'n vijfhonderd dollar had gekost - geen beha - en een strakke oranje driekwartbroek. 'Hallo,' zei ze en stak haar hand uit, 'ik ben Janey.'

'O Jezus, man,' zei Bill, die wild om zich heen keek, alsof hij op zoek was naar een plek om zich te verschuilen. 'Dit gaat helemaal niet goed.'

'Hallooooo -' zei Janey.

Bill deed een paar passen naar achteren. 'Ik weet heus wel

wie je bent, hoor. Jij bent die gevaarlijke vrouw.'

'Wat is er mis met mij?' vroeg Janey.

'Wat er mis is met haar?' - Bill wendde zich tot Redmon - 'Je neemt die griet mee en dan vraagt ze doodleuk wat er mis met haar is?' - en weer tegen Janey - 'Om te beginnen is het mis dat je een vrouw bent, ja? Wat zoveel wil zeggen dat genetisch is bepaald dat je krankzinnig en onzinnig bent, en waarschijnlijk binnen dertig seconden aan mijn kop begint te zeuren over allerlei gezeik waar ik niks aan kan doen en niks aan kan veranderen. Wil je nog meer horen?'

'Gebruik je drugs?' vroeg Janey.

Redmon lachte en sloeg een arm om haar heen. 'Dat is Bill's manier om te laten merken dat hij je mag. Hij is als de dood voor mooie vrouwen.'

'Nou, Bill,' kon Janey niet laten om te zeggen, 'dan heb je wel een heel vreemde manier om dat te laten merken.'

'Doe maar niet zo bijdehand', Bill wees met zijn sigaar in haar richting. 'Ik weet precies wat jij in je schild voert. Ik ken die trucjes. Ik werk in Hollywood, mocht je het vergeten zijn.'

'Janey is eigenlijk geen actrice,' zei Redmon, terwijl hij haar hand pakte en er een kneepje in gaf.

Janey leunde een beetje tegen hem aan. 'Ik ben een - persoonlijkheid.'

Ze gingen het huis binnen. 'Helen,' riep Bill, 'kom je Redmon's - persoonlijkheid even begroeten?'

Helen Westacott, klein van stuk, vrij mager, donker haar, had fijne, gelijkmatige gelaatstrekken - het was duidelijk te zien dat ze ooit mooi moet zijn geweest. 'O,' zei ze met een blik op Janey vertwijfeld. 'O.' Ze liep naar Redmon en gaf hem een kus en een klopje op zijn borstkas. 'Ach, Redmon,' zei ze. 'Wanneer zoek je nou eens een lieve vrouw om mee te trouwen? Ik heb niks tegen jou persoonlijk, hoor', - tegen Janey - 'ik ken je niet eens, en mijn man houdt me steeds voor dat ik geen uitspraken moet doen over mensen die ik niet eens ken, maar zal ik je eens wat zeggen? Ik doe het toch. Jij lijkt me geen lieve vrouw. Jij lijkt me het soort vrouw dat de echtgenoot van een van mijn vriendinnen zou kunnen inpikken.'

Stilte.

Janey nam de woonkamer in zich op, die bijzonder smaakvol was ingericht - met grote witte banken en oosterse tapijten - en openslaande deuren naar de patio had, waarachter een paardenwei te zien was. Eeuwig zonde, dacht Janey, waarom zijn het toch altijd dit soort mensen die zulke prachtige buitenhuizen hebben?

'Toe, Helen,' zei Redmon, alsof hij het tegen een klein, verward kind had. 'Janey is een schat.'

'Nee, dat is ze niet,' zei Helen koppig.

'Zeg, Hel,' zei Bill, en nam een trekje van zijn sigaar, 'wat kan het jou eigenlijk schelen met wie Redmon de koffer in duikt?'

Aanvankelijk dacht Janey nog dat ze tot op zekere hoogte wel aan Helen zou kunnen wennen - het was niet haar schuld dat ze krankzinnig was, legde Redmon uit, en Bill zou al lang van haar zijn gescheiden als hij haar familie niet had beloofd dat niet te doen - maar met Bill kon ze echt absoluut niet uit de voeten.

Hij leek een diepgewortelde, onverklaarbare haat jegens haar te koesteren. Of in ieder geval jegens vrouwen zoals zij. Elke keer dat Janey hem zag, stak hij een of andere tirade af die in feite nergens op sloeg. 'Jouw soort denkt altijd meer te weten dan feitelijk het geval is,' zei hij dan. 'Jullie doen niks anders dan op mannen afgeven, en jullie gebruiken jullie tieten en jullie poesje' - de manier waarop hij 'poesje' zei deed Janey huiveren van opwinding - 'om jullie zin te krijgen, waarna jullie de man in kwestie aan de kant zetten omdat hij jullie heeft gebruikt.'

'Neem me niet kwalijk,' zei Janey, 'maar hebben wij elkaar eerder ontmoet?'

'Vast,' zei hij, 'maar dat zou jij je toch niet meer herinneren.'

Hierop keerde Janey zich van hem af, nam een slokje wijn en keek over de rand van haar glas naar Redmon, die haar een knipoog gaf, in de veronderstelling dat het allemaal ontzettend grappig was en dat iedereen het reuze naar zijn zin had.

En toen gebeurde het onvermijdelijke.

Het moest inmiddels al ergens halverwege juli zijn, die avond dat Bill achter haar aan kwam naar de badkamer. Ze moest hebben geweten dat hij achter haar aan zou komen, want ze had de deur niet op slot gedaan en heel snel geplast. Ze stond over de gootsteen gebogen om haar lippen te stiften toen de deurkruk bewoog. Bill glipte de badkamer in en trok de deur haastig achter zich in het slot.

'Hai,' zei Janey achteloos.

'Janey,' zei hij,'je maakt me gek.'

Janey draaide haar lippenstift nog wat verder omhoog en lachte. 'Jezus, Bill, wat heb je toch een gevoel voor dramatiek. Volgens mij heb je teveel scenario's geschreven.'

'Ach, die klotescenario's.' Hij deed een stap in haar richting. 'Ik weet dat Redmon verliefd op je is, maar ik ook, godverdomme.'

'Ik dacht dat je me verafschuwde.'

'Dat is ook zo. Ik verafschuw je omdat ik verkocht was zodra ik je zag. En je bent met Redmon... wat zie je in godsnaam in hem?'

Wat zijn mannen toch trouweloos, dacht Janey.

Hij haalde zijn vingers door zijn haar. 'Jezus Christus, Janey, zeg me wat je wilt. Ik kan je een rol in een film geven.'

'Toe, Bill, doe niet zo idioot.'

Hij kwam naar haar toe en sloeg een arm om haar nek. Hij kuste haar en stak zijn tong in haar mond. Ze beantwoordde zijn kus en legde een hand tegen zijn penis. Die was niet zo groot als ze had gehoopt, maar het kon ermee door. Hij probeerde een hand in haar broek te wurmen, maar die zat veel te strak.

'Niet doen. Stel dat er iemand binnenkomt.'

'Wat dan nog?' vroeg hij met opgetrokken wenkbrauwen.

'Ga weg,' zei ze, en duwde hem naar buiten. Ze bracht opnieuw lippenstift aan en ging terug naar de tafel.

'Alles goed?' vroeg Redmon.

'Ja, hoor. Prima.'

Vanaf dat moment neukten Janey en Bill zo vaak ze maar kans zagen. Ze deden het in een van de stallen, op het toilet in een restaurant... zelfs in Redmon's bed, overdag, als hij naar de King Kullen-supermarkt was om boodschappen te doen. Als Redmon terugkwam, zwaaiend met de witte plastic tassen, zaten Bill en zij in de woonkamer en deden alsof hij toevallig even langskwam. Het was misselijk en dat wist ze maar al te goed - maar ja, Jezus, dacht ze, het is niet eerlijk. Waarom moet hij nou net weer getrouwd zijn? Hij was het soort man waar zij wel mee zou willen trouwen. Waarom belandden mannen als Bill altijd in de klauwen van krankzinnige vrouwen als Helen? Het was ongelijk verdeeld in de wereld. En dan dat huis. In zo'n huis zou ze het heel lang kunnen uithouden.

'Redmon,' zei ze tussen neus en lippen door, toen ze bij een stalletje op straat sla en aardbeien kochten, 'weet je zeker dat Bill nooit van Helen zal scheiden?'

'Hij wil het ongetwijfeld, maar het kan niet.'

'Hoezo niet?'

'Omdat ze krankzinnig is. Je kunt niet scheiden als je vrouw krankzinnig is.' Redmon pakte een perzik en kneep er even in. 'Jezus, Janey, heb je nooit van Zelda Fitzgerald gehoord? F. Scott Fitzgerald? Bill en Helen zijn precies zo. Ze zijn tot elkaar veroordeeld.'

Natuurlijk kwam Redmon erachter. Het had niet gehoeven, maar Bill vertelde het hem zelf.

Het was halverwege augustus. Weekend. Redmon keek haar de hele tijd strak aan, observeerde haar. Het was het eerste weekend dat ze niet naar de Westacotts gingen.

'Wat is er?' vroeg Janey.

'Zeg jij het maar,' zei hij.

'Heb je geen zin om naar de Westacotts te gaan?'

'Jij wel?'

'Maakt me niet uit. Waarom zou het mij iets uitmaken?' - en later: 'Misschien hebben de Westacotts wel zin om hier te komen.'

'Zou je dat willen?'

'Het lijkt me wel gezellig, zeker omdat jij zo'n pestbui hebt.'

'Ik heb geen pestbui.'

'Ik zou het bijna geloven.'

' Bovendien denk ik niet dat Helen het zo leuk zou vinden.'

'Ze is hier al eens eerder geweest.'

'Dat bedoel ik niet.'

'Maak je vanavond pasta?'

Op zondagochtend kregen ze ruzie over de troep in de keuken.

'Godverdomme!' schreeuwde hij.

Janey kwam de slaapkamer uit rennen. 'Wat is er?'

'Moet je die bende zien!' Hij had een keukenrol in zijn hand.'Ja, en?'

'Maak je dan nooit iets schoon?'

'Redmon,' zei Janey ijzig, 'je weet hoe ik ben. Ik maak niet schoon.'

'Precies! Hoe kon ik zo stom zijn? Je bent een moderne vrouw - je kookt niet, je maakt niet schoon, je hebt geen man en kinderen om voor te zorgen en je wérkt niet. Je verwacht gewoon dat er een rijke man is die voor je zorgt, enkel en alleen omdat je een - een - vrouw bent! De hele wereld is jóu iets verschuldigd,' besloot hij, en wierp haar een nattig sponsje toe.

'Jezus, Redmon,' zei Janey kalm, 'je lijkt Bill Westacott wel.'

'O, ja? Nou, misschien is daar wel een réden voor. Je bent met hem naar béd geweest.'

'Niet,' zei Janey op gekwetste toon.

'Hij zegt anders van wel. Hij heeft het me zelf verteld.'

'Dat zegt hij alleen omdat hij jaloers is. Hij wilde met me naar bed, maar ik heb nee gezegd.'

'Christus, hier zit ik echt niet op te wachten.' Hij liet zijn hoofd op zijn armen zakken. 'Ik heb altijd geweten dat je nooit iets moet beginnen met een vrouw die niet eens een krant kan lezen.'

'Ik kan best een krant lezen, maar ik kies ervoor om het niet te doen. Kranten zijn namelijk saai. Net als jij en je vrienden.'

Redmon zei niets.

Janey trommelde met haar nagels op het aanrecht. 'Wat heeft Bill nog meer gezegd?'

'Hij zei dat je een hoer was.' Hij tilde zijn hoofd op en keek Janey aan. 'Hij zei dat je geen geld hebt - dat je alleen maar op zoek bent naar een rijke man - dat je heus niet bij me zult blijven.'

Janey zei een poosje niets. Toen krijste ze: 'Val dood, jij!

Hoe haal je het in je hoofd! Wat denk je wel, om zo te gaan zeiken. Jij bent niet verliefd op mij en ik ben niet verliefd op jou, dus doe niet zo vreselijk kinderachtig.'

'Dat is nou net het probleem. Ik was wél verliefd op je.'

Hij bracht haar naar de bushalte in Bridgehampton. Onderweg zeiden ze geen van beiden een woord. Janey pakte haar tas en stapte uit de auto. Redmon reed weg. Ze keek de straat in of de bus er al aan kwam. Dat was niet het geval. Ze ging in de felle zon op een bankje zitten. Er kwam een man met een hond langs en ze vroeg hem wanneer de bus zou komen. Hij zei dat het nog wel een uurtje kon duren. Ze stak de straat over en ging naar de Candy Kitchen, waar ze een ijsje kocht. Ze liep weer terug naar het bankje. Ze had zin om Bill Westacott te bellen, maar dacht dat dat misschien toch niet zo'n goed idee zou zijn.

Ze had waarschijnlijk beter niet kunnen doen wat ze had gedaan, maar kon ze zichzelf dat echt aanrekenen? Het was een principe dat mannen maar niet leken te willen begrijpen. Zij mochten er vrolijk op los neuken, onder het mom van overlevingsinstinct - 'Ik moet mijn zaad verspreiden' - maar als een vrouw hetzelfde deed, waren ze van afschuw vervuld. Begrepen ze dan niet dat er twee kanten aan de zaak zaten? Aan de ene kant had je Redmon - die wat geld had en er qua status mee door kon - met zijn hutje, en aan de andere kant had je Bill - die rijk en succesvol was - met zijn grote huis. Wat had Redmon dan gedacht? Dat ze zich aan hem zou vergooien? Waarom zóu ze, als ze wist dat ze wat beters kon krijgen? Dat was ook een kwestie van overlevingsinstinct.

Toen ze halverwege de stad was ging haar mobiele telefoon.

Redmon.

'Luister,' zei hij, 'ik vond dat je dit moest weten. Helen was 61hier net. Ze is hysterisch. Bill heeft het haar ook verteld. Wat je waarschijnlijk nog niet wist is dat Bill echt een klein kind is. Hij kan niet zonder Helen, al is ze nog zo krankzinnig. Ze heeft hem gesteund toen hij begon met scenario's schrijven.'

'Ja, en?'

'In feite heb je dus het leven van drie mensen kapotgemaakt. Zonder enige reden. Om van de kinderen nog maar te zwijgen. Bill moest Helen komen halen om haar naar het ziekenhuis te brengen.'

'Ik weet zeker dat Bill wel meer verhoudingen heeft. Het is niet mijn schuld dat hij zijn broek niet dicht kan houden.'

'Maar ik ben hun vriend. Ik ben degene die jou heeft geïntroduceerd, en ik dacht dat wij ook vrienden waren. Hoe had je gedacht dat het verder zou gaan, Janey? Had je gedacht dat Bill voor jou bij z'n vrouw weg zou gaan?'

'Wat wil je nou zeggen, Redmon? Dat ik niet goed genoeg ben?'

'Dat is precies wat ik zeg, ja.'

'Dan lijkt het me dat we dit gesprek niet hoeven voort te zetten.'

'Denk er gewoon eens over na. Waar denk je te zullen eindigen, Janey? Wat denk je dat er zal gebeuren als je op deze manier levens blijft verwoesten?'

'En hoe zit het met mijn eigen leven, Redmon? Waarom staan jullie klootzakken er nooit bij stil hoe ik me voel?' zei ze, en hing op.

Ze had nog twee weken zomer voor zich, maar Janey keerde niet terug naar de Hamptons. Ze zat de laatste weken van augustus uit in haar snikhete appartement en zocht elke dag een paar uur haar toevlucht in de koelte van de sportschool, die van airconditioning was voorzien. Terwijl ze zich op de loopband in het zweet werkte, ging er voortdurend door haar heen: Ik zal jullie eens wat laten zien. Ik zal jullie allemaal eens wat laten zien. Volgend jaar zou ze zelf een huis voor de zomer huren.

'Janey!' riep Joel Webb.

'Hai!' riep Janey terug. Ze zwaaide naar hem en baande zich een weg door de menigte, in zijn richting. Haar martini klotste over de rand van haar glas. Ze likte aan de rand.

Other books

Changes by Charles Colyott
The Rift War by Michelle L. Levigne
Beatrice and Douglas by Lucille, Kelly
The Selected Poetry of Yehuda Amichai by Chana Bloch and Stephen Mitchell
A Quiver Full of Arrows by Jeffrey Archer
Cat Spitting Mad by Shirley Rousseau Murphy
Without Doubt by Cj Azevedo
Eye of Abernathy by Workman, RaShelle