Voor Engeland was de oorlog ongunstig begonnen. In nog geen maand was Polen door de Duitsers bezet. Nederland capituleerde na zes dagen, al snel gevolgd door België. Het Britse expeditieleger had net een vernederende aftocht van de stranden van Duinkerken achter
de rug, waarna Frankrijk al snel was gecapituleerd. Het enige waar Engeland op kon vertrouwen, waren de succesvolle luchtduels van Hurricanes en Spitfires boven het Kanaal, en Churchills sonore stem die het volk toesprak met verheffende citaten uit Shakespeares
King John
: ‘This England never did, nor never shall, lie at the proud foot of a conqueror.’ Ook toen voelde Donovan hoe zijn hart werd geraakt en was hij nog vastberadener dat zijn reis, ondanks de over Europa gevallen duisternis, ervoor zou zorgen dat er voor het continent een nieuwe dageraad zou aanbreken.
Donovan vormde een uitzondering onder de Iers-Amerikaanse katholieken, die voornamelijk Democraten waren. Zelf was hij overtuigd Republikein en anglofiel die meende dat het voortdurend terugblikken op de oude Britse heerschappij over de Nieuwe Wereld geen zin had. In 1918 had hij de hoogste militaire onderscheiding ontvangen voor zijn moed op het slagveld in Frankrijk, maar hij was na de wapenstilstand naar de
VS
teruggekeerd in de overtuiging dat de vrede niet lang zou duren. In tegenstelling tot veel Amerikanen tijdens het interbellum was hij geen isolationist, maar ervan overtuigd dat Duitsland zou herrijzen, ditmaal om zich tegen de
VS
te keren. Zijn opvattingen hadden president Franklin Delano Roosevelts aandacht getrokken en eind jaren dertig had Donovan er al een aantal reizen naar Europa op zitten, naar Sudetenland, Joegoslavië en Italië, om in opdracht van Roosevelt de Duitse bewegingen gade te slaan. Na elke trip meldde hij de president er nog meer van overtuigd te zijn dat Hitler zich op een oorlog voorbereidde.
Bij een ontmoeting op het Witte Huis in juni 1940 herinnerde Donovan president Henry Stimson – nu minister van Oorlog – en Cordell Hull eraan dat Hitlers imperium inmiddels groter was dan dat van Napoleon destijds. De Amerikanen mochten niet vol bewondering volstaan met de gedachte dat de eerste vier noten van Beethovens Vijfde – de drie punten en de streep van de morsecode voor de letter ‘V’, die symbool stond voor
victory
, waarmee de
BBC
haar radioprogramma’s aankondigde – het bezette Europa een hart onder de riem staken. Ook het feit dat er 32.000 kinderen naar Amerika waren overgebracht en daar liefdevol werden opgevangen, was niet voldoende.
Voor Washington was het van groot belang te achterhalen in welke richting Hitlers onstuitbare opmars zich zou voortzetten. De overwinningen van de nazi’s hadden de isolationisten al laten zien wat ze konden verwachten: Stuka’s die vanuit de lucht neerdoken op hordes weerloze vluchtelingen, het schieten op burgers in de straten van
Warschau en Rotterdam, de wagonladingen Joden op transport naar het oosten, marcherende soldatenlaarzen en zingende soldaten: ‘
Wir fahren gegen England
.’ Donovan had zich gericht tot de zwijgende gezichten in het Oval Office en herhaald: ‘Om onze eigen kusten te beschermen moeten we over een vorm van inlichtingenwerk kunnen beschikken.’
Donovan had dit gezegd met de beheerste overtuiging dat elke hulp van Amerikaanse zijde, waar ondertussen aan een eigen inlichtingenorganisatie zou worden gewerkt, moest opwegen tegen wat er van de Britse inlichtingendiensten kon worden geleerd. ‘Dit zijn organisaties die hebben meegeholpen een heel imperium te regeren,’ was zijn conclusie geweest.
De president had slechts één vraag. Hoe stelde Donovan zich deze Amerikaanse hulp voor? Het antwoord kwam meteen: in de vorm van geld, schepen, vliegtuigen en uiteindelijk ook soldaten. Waarop Roosevelt de overtuigde Ier er voorzichtig op had gewezen dat de
VS
niet in oorlog verkeerden.
‘Nog niet, nee,’ was Donovans reactie geweest. ‘Maar dat komt nog wel, meneer de president. Alles wat ik van Hitler heb gezien, overtuigt me daarvan.’
Aan het eind van deze bespreking in juni had Hull de brief opgesteld die Donovan persoonlijk bij Churchill moest afleveren en waarin werd gesteld dat voor de regering-Roosevelt Amerikaanse steun aan Engeland speerpunt van het buitenlandse beleid zou worden, op voorwaarde dat William Donovan over zijn bezoek aan Londen tevreden was.
En nu op die ochtend in juli 1940, terwijl de Old Head of Kinsale langzaam in de ochtendmist verdween en het schip zigzaggend zijn koers naar Southampton vervolgde, bereidde William Donovan zich voor op een reeks ontmoetingen in de Britse hoofdstad.
Nog geen maand later had hij gedineerd met Winston Churchill en koning George VI, was hij geïnformeerd over Engelands topgeheime uitvinding de radar, had hij de jachtvliegtuigen uit de fabrieken zien rollen en de kustverdedigingswerken bezocht, was hij ingelicht over de geslaagde propagandaoorlog die door
MI
5 en
MI
6 in Europa werd gevoerd, en over hoe de Special Operations Executive (
SOE
) – door Churchill in het leven geroepen om ‘Europa in vuur en vlam te zetten’ – zijn saboteurs in het geheim al in het bezette Frankrijk dropte. Hij had zelfs de geheime basis in Tempsford, Bedfordshire, mogen bezoeken vanwaaruit deze gevaarlijke missies werden ondernomen. Overdag
leek deze basis gewoon een van de vele streekboerderijen, ’s avonds echter werden de hooimijten en stallen naar achteren gerold zodat de eenmotorige Lysander-vliegtuigjes tevoorschijn kwamen waarmee de agenten naar Frankrijk zouden worden gevlogen.
Het grootste blijk van vertrouwen in de bescheiden Donovan kwam toen hij op Churchills persoonlijke instigatie een rondleiding kreeg door het zeer geheime ondervragingscentrum dat speciaal voor gevangengenomen nazigeneraals was gebouwd. ‘En vangen zullen we ze,’ zo had de premier herhaaldelijk gezegd, zwaaiend met een van de Cubaanse sigaren die Donovan als persoonlijk geschenk voor hem had meegenomen.
Het ondervragingscentrum was gereedgemaakt door Stewart Menzies als een van zijn eerste daden toen hij, twee maanden nadat Engeland bij de oorlog betrokken was geraakt, tot het derde hoofd van
MI
6 was benoemd. Toen hij op een zondagochtend begin augustus Donovan naar het ondervragingscentrum bracht, had hij gezegd: ‘Mijn hele carrière heeft in het teken gestaan van een mogelijke oorlog met Duitsland. Maar ik begrijp nog steeds niet waarom al die Duitsers achter Hitler aanlopen, vooral de legertop. Die is allesbehalve dom. Hoe kan een land dat ooit Luther, Kant, Goethe en Beethoven heeft voortgebracht, dit laten gebeuren?’
Hij hoopte dat Trent Park daar een antwoord op zou geven. Het Combined Services Interrogation Center (waarvan ook
MI
5 gebruikmaakte), gelegen tussen de glooiende heuvels van Enfield, was ooit het privéjachtterrein van Henry IV geweest. Eeuwen later had het geslacht Sassoon er een prachtig herenhuis laten bouwen waar het koninklijk huis, de adel en industriëlen gastvrijheid hadden genoten. Wat Menzies betrof een ideale plek voor zijn ondervragingscentrum.
Wekenlang waren
MI
6-technici bezig geweest met het verbergen van de piepkleine, door de
BBC
ontworpen afluistermicrofoons in de slaap-, zit- en eetkamers. Menzies’ gevangenen konden gaan en staan waar ze wilden en genieten van het beste eten dat onder de rantsoenering verkrijgbaar was. Men kon naar muziek luisteren, films kijken en boeken lezen die vanuit de Duitse ambassade in Londen waren overgebracht. Duitse generaals zouden de oorlog in alle comfort uitzitten. Menzies ging ervan uit dat de ontspannen sfeer de krijgsgevangen generaals tot onderlinge gesprekjes zou verleiden die hopelijk veel meer zouden onthullen over Hitlers plannen dan ondervragers uit hen zouden kunnen trekken.
Analisten van
MI
6 hadden profielen opgesteld van belangrijke kopstukken: hoge generaals, divisie- en brigadecommandanten, stafofficieren en hoge Waffen-
SS
- en marineofficieren. Al met al bevatte de lijst zo’n honderd namen. Rekening houdend met uitval door overlijden en sneuvelen, verwachtte Menzies zo’n vijftig Duitse militaire kopstukken over te houden om in het geheim af te luisteren. Anders dan bij een open verhoor, waarbij antwoorden verdraaid en vragen ontweken konden worden, zouden gesprekken tussen de krijgsgevangenen die niet vermoedden dat ze werden afgeluisterd, hopelijk waardevolle informatie opleveren, zoals aanwijzingen over het moreel onder Duitse soldaten en het thuisfront, en zelfs inkijkjes in hoe de legertop over Hitler dacht.
Menzies had bevolen dat de microfoons 24 uur per dag open stonden. Er werd een klein team van Duitse en Oostenrijkse ballingen samengesteld die alle gesprekken tussen de krijgsgevangenen gingen volgen. Elk teamlid had een cursus Duitse militaire terminologie gevolgd en zodra een gevangene iets belangrijks vertelde, werd dit direct op een grammofoonplaat vastgelegd, die vervolgens door een speciaal door Menzies samengesteld team werd getranscribeerd. Alvorens de kopstukken van Hitlers militaire elite op Trent Park arriveerden, werd het afluistersysteem eerst getest op lagere Duitse officieren. Deze gevangenen kregen elke dag een Engelse krant. Lord Beaverbrook, eigenaar van de
Daily Express
en een belangrijk lid van Churchills coalitieregering, had zijn redacteuren opdracht gegeven een speciale editie te maken met nepberichten over sensationele Britse overwinningen die in het echt nog wel even op zich zouden laten wachten. De inhoud ervan had onder de gevangenen, geheel volgens verwachting, tot bezorgdheid geleid.
Voor Donovan bood Trent Park opwindende mogelijkheden. Weer terug in Washington verzocht hij Stimson een soortgelijk hoofdkwartier in te richten voor als Amerika in oorlog raakte. Men koos voor Clinton, Mississippi. In totaal zouden daarheen uiteindelijk 31 Duitse generaals voor verhoor worden overgebracht. Net als in Trent Park boden de afgeluisterde gesprekken een inkijk in hoe deze Duitsers hun rol in de oorlog en ook hoe zij de toekomst bezagen. De aldus vergaarde informatie legde de algehele Duitse politieke koers en strategie bloot, en bevatte tevens gesprekken over de mislukte aanslag op Hitler van juli 1944, de Holocaust en andere oorlogsmisdaden.
De transcripties van deze in het geheim opgenomen gesprekken werden de langst bewaarde inlichtingengeheimen van de Tweede Wereldoorlog,
namelijk tot augustus 2007, toen ze gepubliceerd werden door Sönke Neitzel, hoogleraar moderne geschiedenis aan de universiteit van Mainz. Nog altijd zijn ze schokkend om te lezen, en maken ze korte metten met het sprookje dat de Wehrmacht een ‘schone oorlog’ had gevoerd en dat de wandaden alleen op het conto van de nazi-leiders, de
SS
en de Gestapo waren te schrijven. Zelfs generaal Dietrich von Choltitz, die na de val van Parijs krijgsgevangen was gemaakt en later gevierd werd als de held die Hitlers bevel tot de vernietiging van Parijs had genegeerd, bekent in een transcriptie dat hij ‘in 1941-1942 systematisch bevelen had opgevolgd om Joden op de Krim te liquideren’.
In 1940 was Vernon Kell 67 jaar en zijn gezondheid was tanende. Soms waren zijn astma-aanvallen zo hevig dat hij bijna stikte. Zijn inmiddels grijze snor gaf zijn gezicht iets uitgemergelds. Hij maakte zeer lange dagen, maar kreeg steeds minder eetlust. Op een avond in mei dat jaar werd hij rond middernacht naar Churchills werkkamer op de Admiraliteit ontboden. Daar moest hij een uur wachten voordat Churchill, trekkend aan een sigaar, hem vertelde: ‘Kell, ik zoek iemand anders om mijn inlichtingendienst te leiden.’ Eén moment keek Kell de premier, die hiermee abrupt een streep door zijn lange carrière zettte, amechtig aan. Churchill keek op van het document waarin hij verdiept was, besefte dat Kell nog altijd tegenover hem zat en herhaalde: ‘Dat was het. Je kunt gaan.’ Geen handdruk, geen drankje tot besluit, niets. Kell draaide zich om en liep de kamer uit. Een gebroken man. De volgende dag riep Lady Kell, Constance, haar eigen staf van vrijwilligers bijeen. Ze deed hoegenaamd geen moeite haar verbittering te verbergen en zei: ‘Jullie geweldige Winston heeft mijn man zijn congé gegeven.’
Kell trok zich terug in het dorpje Emberton, diep verscholen in het rustieke Buckinghamshire, en spitte zijn bloembedden om tot een groentetuin om de oorlog door te komen. Hij kreeg een speciale politiefunctie waarbij hij jacht moest maken op stropers die op konijnenjacht waren en ’s avonds deed hij zijn ronde door het dorp om te controleren of iedereen zich aan de verduisteringsplicht hield. Slechts weinig oud-collega’s zochten hem daar op. Hij overleed op de kille ochtend van 27 maart 1942. Van Churchill noch zijn ministers ontving Lady Kell een condoleance. Kells plek was ingenomen door Jasper Harker, hoofd contraspionage bij
MI
5. Hij bleef nog geen jaar (1940-1941), toen Kell vernam dat zijn permanente opvolger David
Petrie was, een bescheiden 61-jarige die zich als hoofd van de Indian Political Service een scherpzinnig inlichtingenofficier had getoond. Met zijn indrukwekkende postuur, brede schouders en gespierde nek was het duidelijk dat hij niet op de goedkeuring van zijn personeel zat te wachten. In India stond hij bekend als een grondige, zorgvuldige officier, geheel overeenkomstig de verwachtingen. Churchill was kort en krachtig: ‘Petrie, ik wil dat jij de veiligheidsdienst met strakke hand leidt. Doe wat je denkt dat je moet doen.’
Petries eerste grote daad na zijn aanstelling als directeur-generaal was de veiligheidsdienst op te delen in twee aparte locaties. De afdelingen Transcriptie, Contraspionage en andere zouden worden overgebracht naar de onwaarschijnlijke locatie Wormwood Scrubs, een van de hoofdgevangenissen van Londen, nadat de gevangenen naar andere inrichtingen waren overgebracht en de executieruimte was afgesloten. ‘De aanblik van onze stijlvol geklede dames van Transcripties die aan de poort verschenen om naar hun werk te gaan, maakte snel een eind aan de schijn van geheimhouding in de buurt,’ aldus Petries. De medewerkers werkten vanuit de gevangeniscellen die onderling verbonden waren door smalle galerijen, en begaven zich over de luchtplaats naar binnen en naar buiten. Omdat de celdeuren aan de binnenkant geen klink hadden, kon met de deur eenmaal dicht geen medewerker er meer uit tijdens een luchtaanval. In het archief, nu gehuisvest in de middeleeuwse pracht van Blenheim Palace, was het leven een stuk aangenamer. ‘Mooie meiden en smakelijke jongeheren zorgden er samen voor een soort feestelijke stemming,’ zo herinnerde Petrie zich.